In een half jaar tijd is de prijs voor een vat ruwe olie gehalveerd, van 100 naar 50 dollar. Dit heeft grote gevolgen voor de levens van gewone mensen, de stabiliteit van verschillende regimes en klimaatverandering. Ewout van den Berg bespreekt de prijzenoorlog op de fossiele brandstoffenmarkt.
Dat er nu zoveel olie op de markt is, komt door twee ontwikkelingen. Ten eerste betekent de stagnerende wereldeconomie dat de vraag naar olie minder snel stijgt. Het IMF moest voorspellingen over de wereldwijde economische groei over 2014 gedurende het jaar naar beneden bijstellen tot 3,3 procent. De crisis van de Japanse economie gaat door, de Europese economie is nog erg zwak en de groei van ‘opkomende economieën’ zoals China en India loopt terug.
Ten tweede is de wereldwijde productie van energie de afgelopen twintig jaar sterk gestegen. Dit komt met name door de toenemende productie in Rusland, het winnen van schaliegas en -olie in de Verenigde Staten en olie uit Canadese teerzanden. De nieuwe energie in de VS werd niet verkocht voor de door het OPEC-kartel vastgestelde prijs, maar daaronder. Hiermee hebben de VS geprobeerd hun eigen bedrijfsleven in de internationale concurrentie te bevoordelen. In 2012 schreef bazenblad The Economist hier nog over: ‘Het verhaal van Amerika’s schaliegasrevolutie biedt hoop in moeilijke tijden.’
Maar als het aan Saudi-Arabië ligt, komt er een einde aan deze ‘revolutie’. In december maakte de grootste olie-exporteur buiten de OPEC om bekend niet van plan te zijn de productie te beperken. Op de korte termijn neemt hierdoor het begrotingstekort toe voor het Saudische regime. De afgelopen tien jaar gaf dat steeds meer uit aan publieke voorzieningen om een revolutie buiten de deur te houden en om de levensstijl van de 1% te financieren. Dit tekort was 33 miljard euro over 2014, maar tegenover een reserve van 650 miljard euro. Op de lange termijn hoopt het regime hiermee andere olieproducerende staten met kleinere financiële reserves van de markt te duwen. De productiekosten in Saudi Arabie en andere Golf-staten zijn bovendien een stuk lager dan in de meeste andere landen.
Gevolgen
De lage olieprijs heeft niet alleen gevolgen voor de heersende klasse in de VS, waar de subsidie aan het eigen bedrijfsleven teniet wordt gedaan. Energiebedrijven kijken nu hoe ze hun winst in stand kunnen houden door te fuseren, de lonen te bevriezen en duizenden mensen te ontslaan. Dit zal ook ten koste gaan van de veiligheid. Werkers in de VS weigeren onder het mom van een lage olieprijs verslechteringen te accepteren. Voor het eerst sinds 1980 werd er vorige maand bij negen olieraffinaderijen en chemische fabrieken in de VS gestaakt.
Met name de productie uit de kust (offshore) wordt nu beperkt. De productiekosten hiervoor zijn over het algemeen hoger dan op het land. Het aantal olieplatforms dat niet in gebruik is, is het afgelopen jaar wereldwijd met ongeveer vijf procent gestegen.
De halvering van de olieprijs heeft grote gevolgen voor gewone mensen in staten die grotendeels afhankelijk zijn van een kunstmatig hoge olieprijs zoals Iran, Nigeria en Venezuela. In Rusland loopt, in combinatie met de door de EU afgekondigde sancties, de inflatie dit jaar naar schatting op naar 17 procent. De op twee na grootste olie-exporteur van de wereld heeft wel een fonds dat fluctuaties op de energiemarkt moet kunnen opvangen, maar dit is lang niet zo groot als dat van Saudi-Arabië.
Hiertegenover staan de importeurs van olie, die door de lage prijs juist meer kunnen inkopen en subsidies op brandstoffen kunnen afbouwen, zoals Egypte en India. Voor de Chinese staat komt deze ontwikkeling bijvoorbeeld op een welkom moment omdat de economische groei terugloopt en de verliezen uit het grootschalige stimuleringspakket uit 2008 zichtbaar worden.
De gevolgen voor het milieu zijn groot. Grote projecten en bestaande productiemethoden uit de VS en Canada die uiterst schadelijk zijn voor het milieu zullen niet worden stopgezet. De kosten hiervoor zijn al gemaakt. Er zullen wel minder nieuwe investeringen worden gedaan in vooral kleinere projecten. Shell kondigde eind januari bijvoorbeeld aan de komende drie jaar 15 miljard euro minder te investeren – ongeveer eenzevende van de totale jaarlijkse investeringen.
Tegelijkertijd betekent de lage olieprijs een impuls voor het versneld opstoken van de fossiele reserves en waarschijnlijk een beperking in de investeringen in groene energie. Tankers die voor anker liggen, worden nu gebruikt als opslag voor goedkope olie voor als de prijs weer aantrekt. Terwijl politici eind 2015 naar Parijs zullen reizen om (niet-bindende) afspraken te maken, versnelt de lage olieprijs zo het proces richting een opwarming van de aarde met twee graden. De grens die door klimaatwetenschappers is gesteld waarbij klimaatverandering waarschijnlijk een zichzelf versterkend effect zal hebben.
Economische crisis
Historisch gezien zou een lage energieprijs de wereldeconomie op gang kunnen brengen omdat bedrijven en consumenten meer geld overhouden. Dit lijkt nu niet het geval. In de eerste plaats worden globaal gezien de desinvesteringen uit de energiesector niet opgevangen door nieuwe investeringen uit andere sectoren. Dit komt doordat de winstgevendheid in veel sectoren nog altijd laag is. Hiernaast zorgt het dalende prijspeil (deflatie) in grote delen van Europa ervoor dat bedrijven investeringen juist uitstellen en consumenten hun aankopen.
Er is ook weinig reden voor werkende mensen in Nederland om optimistisch te zijn. Ten eerste voert het kabinet gelijktijdig een verhoging van de energiebelasting door. Ook berekenen energiebedrijven prijsverlagingen veel later door aan consumenten dan ze dat doen bij prijsverhogingen.
Een belangrijke reden waarom Shell vorig jaar ondanks de daling van de olieprijs nog een winst van 19 miljard dollar noteerde, is dat het bedrijf voor een aanzienlijk deel ook bewerkte producten aflevert. Voor dit gedeelte van het bedrijf is de lage inkoopprijs juist een extra bron van winst.
Verband
Ten tweede bestaat er een belangrijk verband tussen de olie- en gasprijs. De Nederlandse aardgasbaten (15 miljard euro in 2013) zullen dit jaar sterk dalen en het kabinet zal (na de verkiezingen!) roepen om nieuwe bezuinigingen.
In plaats van dat het kabinet de gasproductie in Groningen structureel terugbrengt, zien we dat zij juist aan het kijken is hoe zij de energieproductie kan opvoeren door bijvoorbeeld naar gas te boren op Terschelling. Er is meer politieke druk van onderaf nodig om Kamp van deze plannen af te houden.
De oliecrisis laat zien hoe belangrijk het is dat we controle nemen over grote energiebedrijven. De miljarden die bedrijven als Shell verdienen en de technische kennis van (ontslagen) arbeiders zouden dan gebruikt kunnen worden voor het ontwikkelen van duurzame energiebronnen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu