In het kielzog van de wereldwijde economische crisis van 2008 heeft het kapitalisme zich gehergroepeerd toen staten enorme hoeveelheden geld in het systeem pompten om dat te stabiliseren. Het resultaat was een tamelijk zwak herstel, dat niet in staat is gebleken om een eind te maken aan de problemen die ten grondslag lagen aan het uitbreken van de crisis. Als gevolg daarvan dreigt de crisis nu, acht jaar later, terug te keren.
Het zwakke economische herstel zette zich lusteloos voort in de tweede helft van 2016, zelfs nadat de belangrijkste economische machten in de wereld grote uitgaven deden om de economie te stimuleren na de afnemende economische groei in China. De Brexit – overwinning in juni zorgde voor een nieuwe golf van financiële paniek in het hele systeem. Grondstoffen exporterende landen bleven in hun crisis hangen door de dalende vraag uit China. De tegenstelling tussen natiestaten en een geïntegreerde wereldeconomie, die al honderd jaar geleden door revolutionaire marxisten werd onderzocht, is nog steeds actueel.
De gigantische stimulerende maatregelen van eind 2015 en begin 2016 – uitgaven van het Amerikaanse Congres ver boven de eerdere bezuinigingsniveaus, het ongehoorde program van het opkopen van schuldpapieren door de Europese Centrale Bank bovenop een geldinjectie van 1000 miljard Euro in de economie en een program van meer dan 1000 miljard dollar aan kredieten en bestedingen door China – kunnen het herstel nog een paar maanden laten voortduren. Met nog meer stimulerende maatregelen – misschien vooral om de invloed van de gevolgen van de Brexit te dempen – zou de economische groei nog een paar jaar kunnen aanhouden.
Het uittreden van Groot-Brittannië uit de EU brengt de wereldeconomie op onbekend terrein. Een twee biljoen dollar verdampte er op de financiële markten op de dag na de stemming en dat leidde weer tot nieuwe onrust. (1Ondanks de stimulerende maatregelen in China, zaten de grote opkomende markteconomieën halverwege 2016 nog steeds in crisis en de groei in de ontwikkelde economieën bleef laag. In de VS daalden de winsten gedurende 2016, de productiviteit vertraagde en de investeringen bleven op een historisch laag niveau staan. Er doemden handelsoorlogen en deviezenoorlogen op te midden van de hardnekkige oorlogen in het Midden-Oosten en andere delen van de wereld. In Europa zou de Brexit kunnen leiden tot het ooit ondenkbare vooruitzicht van een uiteenvallen van de hele EU, nu uiterst rechtse partijen in meerdere landen een exit referendum in hun eigen land eisen.
Een duidelijk teken dat mogelijkheden voor winstgevende investeringen kleiner worden, is het gegeven dat investeerders die op zoek zijn naar een veilige haven zo’n tien biljoen dollar hebben gestoken in staatsschulden en andere financiële instrumenten die een negatieve rente opleveren. (2)
In wezen betalen ze daarmee aan regeringen voor de gunst om hun geld te mogen lenen. Dergelijke investeringen – die zeer destabiliserend werken voor financiële instellingen als pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen – hebben alleen zin als de vooruitzichten elders nog veel slechter zijn. Dergelijk pessimisme is geheel gerechtvaardigd volgens de economen van het IMF (3), de Wereldbank (4) en de OESO (5) die allemaal hun schattingen van de te verwachten economische groei in de wereld voor 2016 naar beneden hebben bijgesteld.
Het moment van de economische vertraging was niet verrassend. Dat moment kwam ongeveer zeven jaar na het eind van de Grote Recessie van 2007-09, min of meer volgens het schema van een kenmerkende economische expansie in de VS. Wat het vooruitzicht van een nieuwe economische krach zo dreigend maakt, is dat de wereldeconomie nog bij lange na niet de oplossing heeft gevonden voor de problemen die hebben geleid tot die Grote Recessie: overcapaciteit in de industrie leidt tot dalende winsten en dreigende betalingsproblemen, waardoor bedrijven gedwongen worden om zich tot ongekende niveaus in de schulden te steken in verhouding tot hun economische opbrengsten. Er doemt onheilspellend een crisis op die klassieke marxistische economen wel herkennen: een felle concurrentie om de meest technologisch concurrerende fabrieken te bouwen, een grote stroom kredieten om de wedloop om winsten te financieren, wat leidt tot een daling van de winsten naarmate steeds grotere investeringen in verhouding minder gaan opleveren en er teveel goederen worden geproduceerd om winstgevend te kunnen verkopen.
Zoals Marx en Engels het al formuleerden in het Communistisch Manifest: “In de crises breekt een maatschappelijke epidemie uit, die voor alle vroegere tijdperken iets onzinnigs zou hebben geleken – de epidemie van de overproductie. De maatschappij ziet zich plotseling in een toestand van tijdelijke barbaarsheid teruggebracht; een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar van alle bestaansmiddelen te hebben afgesneden; de industrie, de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij te veel beschaving, te veel middelen van bestaan, te veel industrie, te veel handel heeft.” (6)
De crisis van het neoliberalisme
In de afgelopen decennia zouden burgerlijke economen hun neus hebben opgehaald voor een dergelijke analyse. Maar tegenwoordig beginnen de meer oprechte economen van het establishment te begrijpen dat het neoliberalisme – de politiek van privatiseringen, deregulering, vrije handel, bezuinigingen op sociale voorzieningen en aanvallen op vakbonden, die geleid hebben tot een langdurige opgang van de wereldeconomie tussen 1982 en 2007 – geen oplossing biedt voor de chronische depressie van de wereldeconomie. Integendeel, het neoliberalisme wordt steeds meer gezien als de oorzaak van het probleem.
In 2011 zei de econoom Nouriel Roubini van de universiteit van New York tegen de Wall Street Journal dat “Karl Marx gelijk had. Op een bepaald punt kan het kapitalisme zichzelf vernietigen. … We dachten dat markten werkten. Ze werken niet.” (7) Na nog eens vijf jaren van zwakke economische groei verwierpen ook andere leidende economen de orthodoxie. Vooral Lawrence Summers, voormalig minister van financiën in de VS, is een criticus geworden van de heersende economische theorie. Hij stelt nu dat de wereldeconomie in de greep is van wat hij noemt ‘seculaire stagnatie’, zijn beschrijving van de langdurige periode van zwakke groei. Hij kwam tot de conclusie dat de economische theorie waarin hij jarenlang les heeft gegeven fout is. (8)
Twee stafmedewerkers van het IMF – een plek voor de opleiding van neoliberale technocraten en een orgaan voor het innen van schulden voor Westerse banken – gaven toe dat “aspecten van de neoliberale agenda … niet zo zijn uitgekomen als werd verwacht.” (9) De columnist van de Financial Times Martin Wolf stelde dat als grote banken in feite genationaliseerd moesten worden tijdens de crisis van 2008, ze dan ook beschouwd moesten worden als onder de zeggenschap van de staat. (10) Het nieuwste boek van de econoom Robert Gordon heeft de titel The Rise and Fall of American Growth. (11) Zo kunnen we doorgaan.
De combinatie van economische en ideologische crises heeft geleid tot politieke crises. De gevolgen van de nieuwe wereldcrisis op de politiek in de wereld valt buiten het kader van dit artikel. Het is voldoende om te stellen dat de polarisatie die we gezien hebben in de recente economisch ‘goede’ jaren zich door zal zetten. De veranderingen in de imperialistische verhoudingen na afloop van de nederlagen van de VS in zowel Afghanistan als in Irak hebben er zeker toe geleid dat de politieke gevolgen van een zwakke wereldeconomie zullen worden uitvergroot. Dat betekent revolutie, contrarevolutie en burgeroorlog in het Midden Oosten, de grootste vluchtelingencrisis in zeventig jaar, de opkomst van rechtse anti-immigratie politiek in West-Europa en arbeidersverzet zoals we gezien hebben in Frankrijk en andere landen. De voortdurende crisis van de heersende politieke partijen in zowel de oudere als de recenter geïndustrialiseerde landen is onderdeel van een proces van politieke polarisatie die politieke mogelijkheden heeft geschapen voor zowel rechts als links.
Er is een linkse vernieuwing op electoraal vlak in Griekenland, Spanje en Portugal en er is de overwinning van de linkse Jeremy Corbyn in de Britse Labour Party, die de voorloper was bij de draai van de Europese sociaaldemocratie naar het neoliberalisme. Hoewel de uitkomsten verschillen – Syriza in Griekenland capituleerde voor de kredietverleners en Podemos in Spanje kan voor eenzelfde uitdaging komen te staan – kreeg antibezuinigingspolitiek steun bij verkiezingen. Van hun kant proberen uiterst rechtse partijen – zoals het Front National van Marine Le Pen in Frankrijk en de Vrijheidspartij van Norbert Hofer in Oostenrijk – electorale winst te boeken door de boosheid van de bevolking over de economie in de schoenen van migranten te schuiven. Maar de grote stakingen van de vakbonden in Frankrijk en hun protesten tegen de arbeidswetten in 2016 hebben duidelijk het potentieel laten zien van verzet van de arbeidersklasse en ook de toegenomen mogelijkheden voor een vernieuwing van links binnen die strijd. (12)
In de VS hebben de economie en de groeiende ongelijkheid zowel de groei van Donald Trump’s anti – immigranten ‘Make America Great Again’ campagne aangewakkerd als geleid tot het onverwachte succes van Bernie Sanders’ campagne, waarmee hij voor het eerst in tientallen jaren socialisme tot thema maakte in de Amerikaanse politieke discussie van de grote partijen.
Natuurlijk zullen de kapitalistische klasse en diens politieke vertegenwoordigers niet aan de kant blijven staan als de wereldeconomie zich van crisis naar crisis sleept. Integendeel, het kapitaal en de staat zullen zij aan zij proberen om iedere serieuze uitdaging van onderaf in de hand te houden, te coöpteren of neer te slaan. Het Amerikaanse imperialisme zal een nieuwe strategie ontwikkelen om haar macht te behouden. Tegelijkertijd zal het kapitaal proberen om op de een of andere manier het systeem te herstructureren, teneinde de groei en de winsten te herstellen – wat uiteindelijk zal leiden tot een intensievere klassenstrijd. Als het neoliberalisme er in geslaagd is om Westerse sociale contracten en ‘samenwerkingsverhoudingen’ tussen arbeid en management uit te hollen, zal de volgende kapitalistische herstructurering pogen om wat er nog over is aan stukken te scheuren. In Frankrijk is het de wet El Khomri die arbeidersrechten uitholt, in de VS is het de ‘hervorming van de aanspraken’, een eufemisme voor snijden in de sociale zekerheid en de gezondheidszorg.
De stormachtige economische tijd die we tegemoet gaan zal alleen nog maar deze politieke onzekerheden vergroten en zal zowel uitdagingen als kansen scheppen voor een opleving van revolutionair socialistische politiek en organisatie. De mogelijkheden voor een dergelijke opleving zijn duidelijk. Maar als socialisten overtuigend over willen komen in hun standpunten, dan moeten zij een analyse presenteren van de huidige crisis en duidelijk kunnen maken waarom die niet kan worden opgelost op een kapitalistische basis anders dan met nog meer menselijk lijden dan we de afgelopen jaren al hebben gezien.
Wat volgt is een eerste onderzoek van een nieuwe economische crisis die nog in een beginfase verkeert.
Van paniek naar een zwak herstel
Om de zwakte van de wereldeconomie te begrijpen, is het goed om ons te herinneren wat Wall Street ons het liefst zou doen vergeten: dat het gehele financiële systeem in de herfst van 2008 bijna in elkaar was gestort, toen de industriële productie sneller daalde dan bij het begin van de Grote Depressie in 1929. (13) Ingewikkelde financiële investeringen, gebaseerd op hypotheken – zoals credit default swaps, met een waarde van 62 biljoen, ongeveer vier keer zoveel als de omvang van de Amerikaanse economie – verschrompelden in waarde na het failliet van de investeringsbank Lehman Brothers. (14) Wereldwijd weigerden banken nog aan elkaar te lenen, uit angst dat ze hun geld niet meer terug zouden zien. (15) Als gevolg daarvan kromp de wereldeconomie met 2,1 procent in 2009 (16), terwijl de wereldhandel met elf procent daalde – veruit de ergste crisis sinds de jaren dertig. (17)
Een totale ineenstorting werd voorkomen toen regeringen in Europa en in de VS hun grootste banken weer vlot gingen trekken, wat in wezen neerkwam op het nationaliseren ervan op tijdelijke basis. (18) Daarna volgde het stimuleringsprogramma van de regering Obama van 787 miljard dollar, dat volgens sommige economen leidde tot een groei van het BNP van tussen de 2,1 en 3,8 procent. (19) Dat werd in sommige liberale kringen geprezen als een opleving van het Keynesianisme, genoemd naar de Britse econoom die stelde dat staatsuitgaven op grote schaal de enige manier waren om aan de Grote Depressie te ontsnappen. Liberalen associëren Keynesianisme met grotere staatsuitgaven aan sociale programma’s. Maar de regering Obama’s versie van het Keynesianisme was gericht op het stutten van het financiële systeem, terwijl de krap bij kas zittende staten en lokale overheden hun uitgaven beperkten. (20)
Intussen bekeerden de centrale bankiers in de VS en internationaal zich tot de monetaristische politiek van de vrije markt criticus van Keynes, Milton Friedman zaliger. Volgens deze opvatting was de sleutel tot het vermijden van een langdurige crisis het vrij beschikbaar maken van geld in zo groot mogelijke hoeveelheden – zelfs door het uit helikopters te strooien, zoals Friedman eens had gezegd. (21) Dat helikoptergeld van Friedman kwam er in de vorm van een korte termijn korting op de inkomensbelasting. De belangrijkste stimulans kwam echter van de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank, die haar belangrijkste rentetarief liet dalen naar 0,25 procent. Dat niveau werd gehandhaafd tot 2015 en dat was ongehoord in de geschiedenis van de Fed. (22) Verder kocht de Fed van de banken hun Amerikaanse staatsschuldpapieren op, waardoor de banken overstroomd werden met geld. Toen zelfs dat niet genoeg was om de banken ertoe aan te zetten om geld uit te gaan lenen, begon de Fed met enorme bedragen de riskante op hypotheken gebaseerde fondsen op te kopen. (23) Dat is wat in het jargon van de centrale bankiers bekend staat als quantative easing, of QE – de moderne versie van geld drukken. Dat resulteerde in een vroeger onvoorstelbare vier biljoen op de balans van de Fed. (24)
Het effect van deze Frankenstein reparaties van Keynesiaanse en Friedmaniaanse politiek was op z’n best een zwakke groei en het scheppen van nog grotere problemen voor de toekomst. In Europa leidde de overdracht van bankschulden en private sectorschulden naar openbare schulden tot een zo grote publieke schuld dat sommige staten, zoals Griekenland en Portugal, niet meer in staat waren om geld te lenen door het uitgeven van nieuwe staatsleningen. Om die vorm van lenen te verminderen, gingen die regeringen nog verder bezuinigen – of ze werden daartoe gedwongen door de Troïka van de EU, het IMF en de ECB.
In de tijd voor de euro zouden die landen de mogelijkheid hebben gehad om hun munten te devalueren om te proberen zich uit de crisis te exporteren door hun producten goedkoper te maken op de wereldmarkt. Maar de leden van de 19 landen tellende Eurozone hebben die keus niet. Die zitten klem binnen de grenzen van de politiek die de door Duitsland gedomineerde ECB toestaat.
In een poging om de fiscale orde te herstellen, lanceerden Europese regeringen, onder druk van Duitsland en de grote aandeelhouders en staten, bezuinigingsprogramma’s die hard ingrepen in de sociale uitgaven. (25) Het doel was om “het vertrouwen te herstellen”en te verzekeren dat die Europese banken hun geld terug zouden krijgen, wat ook de sociale kosten zouden zijn. Dat leidde direct tot de economische verwurging van Griekenland. Toen de recessie terugkeerde in een groot deel van Europa in 2011, maakte Europa een U-bocht en de president van de ECB, Mario Draghi beloofde om “alles te doen wat nodig was” om de euro te redden. (26) De ECB ging de Amerikaanse Fed achterna met het omarmen van QE (geldschepping) door het opkopen van 1,2 biljoen dollar aan leningen, waarmee de balans steeg naar 3 biljoen dollar. (27)
Toch gingen de bezuinigingen door in landen die met hoge schulden kampten, vooral Griekenland, dat niet alleen moest lijden om ervoor te zorgen dat de banken hun geld terug kregen, maar ook als boodschap aan de kleinere leden van de Eurozone dat hun eventuele verzet tegen de Duitse agenda neergeslagen zou worden. De strategie leek te werken totdat de Brexit een gat sloeg in het hart van de EU.
Groot-Brittannië was buiten de Eurozone gebleven en had haar eigen munt en centrale bank onder eigen controle behouden. Toch had de Britse economie te maken met veel van dezelfde druk als de leden van de Eurozone. De Britse economie leed onder een langdurige daling in economische concurrentiekracht in verhouding tot Duitsland en opkomende industriële machten als China. (28)
De last van de financiële crisis drukte de Britse economie nog verder omlaag, met wat de OESO noemde een “buitengewoon zwakke” productiviteit sinds 2007, ondanks een daling van de werkloosheid naar 5 procent. Aan de vooravond van de Brexit liep het tekort op de lopende rekening op tot 7 procent van het BNP en dat was deels een afspiegeling van de dalende exporten. De groei voor 2016, die voor het referendum geschat werd op 1,75 procent, zal waarschijnlijk lager uitkomen. (29)
De zwakke economie van Groot-Brittannië vormde de context van de ‘Leave’ campagne voor de Brexit en dat schiep de basis voor een bondgenootschap van anti-immigratie rechts met delen van de Britse kapitalistenklasse die ervan overtuigd was dat een toekomst buiten de crisisachtige EU een beter vooruitzicht vormde. En ondanks de chaos op de korte termijn, zou de Brexit wel een steun in de rug kunnen vormen voor degenen die zich opwinden over de politiek van de ECB – en dat is niet alleen uiterst rechts, maar het gaat ook om invloedrijke delen van de heersende klassen in Italië en Frankrijk. (30)
Op de korte termijn zullen de economische verstoringen die door de Brexit worden veroorzaakt een nieuwe test zijn voor de capaciteit van politici en beleidsmakers om een recessie af te wenden. En ondanks de biljoenen dollars die in de wereldeconomie zijn gepompt door lage rentes, overheidsuitgaven en QE, is het niet gelukt om de deflatie te stoppen in Japan en bij de prijzen van industriële goederen. Bovendien hebben acht jaar van gemakkelijk geld enorme hoeveelheden ‘fictief kapitaal’ geschapen, zoals Marx dat noemde. Daarbij gaat het niet alleen om speculatie, maar ook om de waardering van aandelen – reëel en op papier – op een hoger niveau zonder dat er ook maar enige daarmee samenhangende groei van productief kapitaal aan ten grondslag ligt.
De voorstanders van een monetaire politiek waren van hun stuk gebracht. Zij geloofden dat gemakkelijk geld politiek de aandelen en tegoeden voldoende door inflatie zouden aantasten om rijke mensen grotere investeringen te laten doen. Zij veronderstelden dat dit door zou druppelen naar arbeiders en de middenklasse door het scheppen van banen en het scheppen van consumptieve vraag. In plaats daarvan ontstonden er in de hele wereld zeer grote zeepbellen, van aandelen, obligaties en huizen. (31) De 2,4 biljoen dollar die Amerikaanse bedrijven in het buitenland hebben geparkeerd om belastingen te ontduiken, was een duidelijk signaal van deze weigering om investeringen te doen. (32)
China: van redder in nood tot de bron van crisis?
Gedurende de afgelopen drie decennia is China steeds centraler komen te staan in de wereldeconomie en is het een kritieke factor geworden in de strategie van het Amerikaanse bedrijfsleven. De opening van China naar de wereldmarkt kwam op het moment dat de Westerse landen opkrabbelden van de crisis van de jaren zeventig, die werd gekenmerkt door lage winstvoeten en lage groeicijfers. De VS en de grote Europese landen reageerden op de crisis met een herstructurering van de industrieën die op wereldschaal niet meer concurrerend waren.
Bedrijven die al tientallen jaren bestonden verdwenen binnen een mum van tijd toen het kapitaal de crisis beantwoordde met neoliberalisme en globalisering en daarmee de basis legde voor een nieuwe economische expansie. (33)
Tegelijkertijd betekende de draai naar de wereldmarkt in de voormalige Sovjet-Unie, Oost-Europa en Azië – in de eerste plaats China – dat er een enorm nieuw reservoir van een miljard goedkope arbeiders voor het kapitaal beschikbaar kwam, met erg weinig productiemiddelen en geaccumuleerd kapitaal uit de economisch niet concurrerende landen van het Oost-blok en een slechts gedeeltelijk geïndustrialiseerd China. (34) Dat was de basis voor de internationale neoliberale groei, rondom de onvoorstelbare expansie van China – die Mike Davis goed heeft omschreven als de grootste industriële revolutie in de geschiedenis van de mensheid. (35) Die werd gefinancierd met de grootste expansie van krediet in de wereldgeschiedenis. Decennia lang investeerden Chinese bedrijven en de regering veertig procent of meer van het BNP in infrastructuur, nieuwe fabrieken en productie capaciteit. (36) Het BNP van China werd sinds 2000 tien keer zo groot en ging door de 10 biljoen dollargrens. (37) Deze enorme groei werd gefinancierd door een gigantische kredietschepping van bijna 30 biljoen. (38)
Zeer grote directe investeringen van Amerikaanse bedrijven – de productielijn van Apple is misschien het meest bekende voorbeeld – betekenden voor China dat het kon dienen als bron van goedkope arbeid voor producten die Amerikaanse bedrijven op de thuismarkt en internationaal konden verkopen. Tegelijkertijd vormde de snelle groei van China een enorme nieuwe markt voor Amerikaanse bedrijven. Dus de verantwoordelijkheid van de laatste fase van de crisis ligt niet bij de Chinese machthebbers – zoals Westerse critici beweren – maar bij de internationale kapitalistische klasse en de anarchie van de wereldmarkt.
Het waren juist de vastberaden acties van de Chinese leiders die de Grote Recessie binnen de perken hield. Toen de crisis van 2007-09 begon, verkeerden de Chinese banken niet in dezelfde financiële shock als de Westerse en Japanse banken. China had meer dan 2 biljoen dollar in buitenlandse reserves toen de crisis ontstond, wat het de Chinese leiding mogelijk maakte om krediet te verstrekken en stimulerende maatregelen te nemen. (39) Het was het Chinese stimuleringsprogramma van 590 miljard dollar in 2009 – in verhouding veel groter dan dat van de VS – dat het meeste deed om de crisis in de wereld te dempen. (40) De uitgaven van de Chinese regering, tegelijk met de ongelimiteerde expansie van krediet op landelijk, regionaal en lokaal niveau versnelden een industriële economie die al op volle toeren draaide toen de crisis uitbrak.
De gevolgen daarvan werden wereldwijd gevoeld. De prijzen van grondstoffen en energie stegen snel, wat een sterke impuls gaf aan de opkomende markten en wat die beschermde tegen de ergste gevolgen van de Grote Recessie. Deze expansie was ook een sterke impuls voor de economieën van grondstoffen producerende landen als Rusland, India, China en Zuid-Afrika. Daarmee werd hun overgang naar nieuwe wereldwijd belangrijke centra van kapitaalaccumulatie versneld. Het resultaat is dat China nu de tweede grootste economie van de wereld is. In 2015 stegen de buitenlandse reserves van China naar meer dan 4 biljoen dollar. (41)
Om die groei te bereiken heeft de Chinese regering ook de kredietverlening sterk uitgebreid – niet alleen via de officiële bankensector, maar ook via regionale en lokale overheden en andere financiële instellingen die niet onder de banken vallen. Dat heeft geleid tot een snelle uitbreiding van het schaduw bankensysteem, met vermogens ter waarde van 43 procent van het BNP. (42)
In wezen gokte de Chinese regering op een herstel van de wereldeconomie die een nieuwe golf van Chinese export zou kunnen absorberen. Maar het herstel van de wereldeconomie bleek daarvoor te zwak. En omdat de Chinese munt, de yuan, gekoppeld is aan de dollar, verloor China een deel van haar concurrerende kracht toen de dollar in waarde steeg in verhouding tot andere munten. Dit leidde tot een daling van de Chinese export, zelfs toen de industriële capaciteit groter werd. (43)
De resulterende Chinese expansie, samen met die van andere opkomende markten, was goed voor de helft van de economische groei in de wereld in 2014, terwijl de economieën van de VS, Europa en Japan stagneerden. (44) Maar het waren niet alleen de stimulerende uitgaven van de regering en de expansie van het krediet in China die deze groei veroorzaakten. Met rentetarieven van nul procent in de VS en Europa, stroomde het geld naar plekken waar groei en winsten mogelijk waren – dat wil zeggen naar China en de grondstoffenproducerende economieën in Latijns-Amerika, Azië en Afrika die profiteerden van de economische groei van China. (45)
Deze trends droegen er samen toe bij dat de Chinese industrie met z’n zwaar op de export leunende model, op knappen stond. Eind 2015 waren de verwachte groeicijfers van China bijna gehalveerd tot 6 à 7 procent, als we de officiële cijfers moeten geloven. (46) De vertraging in China veroorzaakte op zijn beurt een ineenstorting van de prijzen van olie en andere grondstoffen, wat de economieën van Brazilië, Rusland, Saoedi-Arabië, Venezuela en andere landen destabiliseerde. (47)
Westerse critici van China zeggen dat dit model faalt omdat de consumptie te laag is in verhouding tot de gehele economie. Maar het is zo dat de lonen van de Chinese arbeiders de afgelopen tien jaar ieder jaar met 12 procent zijn gestegen, heel anders dan in de VS en de ontwikkelde wereld. (48)
Het probleem is niet dat China er niet in slaagt om “een nieuwe balans te vinden”, maar het gaat om de tegenstellingen van het kapitalistische systeem. De transformatie van de industrie in China is een barrière geworden voor verdere expansie omdat de organische samenstelling van het kapitaal – de verhouding van constant kapitaal (productiemiddelen, grondstoffen) en levende arbeid (lonen) – dramatisch is toegenomen. Dus ziet China zich geconfronteerd met dezelfde dynamiek die in de jaren zeventig de winstgevendheid in de Westerse wereld omlaag drukte.
Begin 2016 bevestigde Martin Wolf van de Financial Times onbewust de marxistische analyse van de situatie: “De hoeveelheid kapitaal die nodig is om meer inkomen te genereren is ongeveer verdubbeld sinds het begin van de eeuw. De globale kapitaal-productie ratio is ook erg hoog en loopt nog op.” (49)Inderdaad is het zo dat sceptici van de officiële Chinese statistieken schatten dat de werkelijke groeivoet tussen de 2 en 4 procent ligt. (50) Deze vertraging zie je terug in de officiële cijfers voor de winstvoet. In januari lieten de industriële winsten hun grootste daling sinds 2000 zien.
Intussen is de Chinese schuld enorm gegroeid tot ongeveer 260 procent van het BNP. Dat is minder dan in de VS, maar het is een enorm en potentieel destabiliserend bedrag voor een industrialiserend land met een financieel systeem dat nog in ontwikkeling is. (51) Consultants McKinsey, die een nog hogere schuldenlast aangaven, somden de implicaties op: “Drie ontwikkelingen geven mogelijk aanleiding tot zorgen: de helft van alle leningen zijn direct of indirect verbonden aan de oververhitte vastgoedmarkt van China; ongereguleerde schaduw bankrekeningen vormen bijna de helft van alle nieuwe leningen; en de schuld van veel lokale overheden is waarschijnlijk onhoudbaar”. (52)
Tenminste 14 procent van die schuld bestaat volgens een onderzoek uit slechte leningen. (53) Anderen komen met nog hogere cijfers. Daar komt nog bij dat China 16 biljoen dollar aan bedrijfsschulden kent, dat is zo’n 160 procent van het BNP – een twee keer zo hoog percentage als de VS – en dat is volgens Reuters een veel grotere bedreiging voor de Chinese economie dan de schommelingen op de beurzen van de afgelopen maanden. (54)Dat betekent een groeiend risico voor het systeem in de wereld. Het IMF waarschuwde er in april 2016 voor dat het steeds waarschijnlijker wordt dat de groei van China zal doorwerken op de financiële wereldmarkten. (55)
Bovenop het schuldenprobleem van China komt nog de snelle kapitaalvlucht sinds 2015, toen de muntreserves uitkwamen op 4 biljoen dollar. Gegeven het handelsoverschot van China van 300 miljard dollar op dat moment zouden de reserves in 2016 op moeten lopen naar 4,3 biljoen dollar. Maar het kwam uit op ongeveer 3,3 biljoen. (56) De reden was dat er in 2015 ongeveer een 1 biljoen dollar het land was uitgestroomd. (57) De regering gaf nog eens 1 biljoen dollar uit om de Chinese munt te behoeden voor een ineenstorting. (58)
De vertraging van de Chinese economie resulteerde in overcapaciteit in achttien industrieën tegen het midden van 2015. (59) Desondanks produceren Chinese staalbedrijven meer dan 800 miljoen ton staal per jaar, met een totale productiecapaciteit van 1,13 miljard ton. (60)Alleen al de Chinese staalexport is ongeveer gelijk aan de totale Japanse staalproductie – en een stuk groter dan de Amerikaanse staalproductie. Dat heeft een druk gegeven op staalbedrijven in de hele wereld, met het risico van faillissementen in die industrie en met mogelijk een vooruitzicht voor een harde handelsoorlog. (61) Het handelsverdrag TPP (Trans-Pacific Partnership), dat er onder druk van de Amerikanen kwam, is bedoeld om de rol van China terug te dringen door het Amerikaanse kapitalisme in staat te stellen een eigen Aziatisch blok te vormen. (62)
Maar de resultaten van TPP, verondersteld dat het door het Amerikaanse Congres komt, zien we pas jaren later. Op dit moment verhogen handelsoorlogen en devaluaties van munten de druk op nog meer prijsdeflatie, die delen van Europa geraakt heeft en ook de VS heeft bedreigd zelfs na de crisis van 2007-09. Als de deflatie werkelijk greep krijgt op de belangrijkste economieën, zou de enorme expansie van de schulden op wereldschaal het bijzonder moeilijk maken om dat probleem te boven te komen. Want als de prijzen dalen, neemt de relatieve waarde van de schulden toe. Dat geldt al voor landen als Brazilië, dat z’n schulden in dollars moet afbetalen met een eigen munt die scherp gedevalueerd is. Gegeven de enorme uitbreiding van de schulden in de hele wereld sinds de Grote Depressie, kunnen de risico’s niet hoog genoeg worden ingeschat.
De bedreiging die de schuldenlast vormt werd duidelijk bij een wereldwijde sterkte daling van de grondstoffenprijzen die begon in 2013 en die pas halverwege 2016 stabiliseerde, toen de Chinese stimuleringsmaatregelen voelbaar werden in het wereldsysteem. De olieprijs daalde met 75 procent tussen 2014 en begin 2016 van 120 dollar naar 30 dollar per vat voordat de prijs zich herstelde. (63)
Hetzelfde patroon zagen we bij koper, aluminium en bij andere grondstoffen. Dat is een onmiskenbare indicatie van een vertraging van de vraag naar industriële producten over de hele wereld. De hoge winsten van de grondstoffenproducenten veranderden snel in catastrofale verliezen. Het niveau van de olieproductie werd gehandhaafd, niet vanwege de vooruitzichten van de markt, maar om de rente op leningen te kunnen betalen. De belangrijkste olieproducenten ter wereld bevonden zich in een verwoestende prijzenoorlog, toen Saoedi-Arabië de productie nog verder verhoogde om marktaandeel te behouden ten koste van niet alleen OPEC-leden als Venezuela en Nigeria, maar ook van de bloeiende olie- en gasproductie in de VS. (64)
De scherpe daling van de grondstoffenprijzen leidde al snel tot een dramatische daling van de waarde van de munten van de landen die hier het meest mee te maken hadden, zoals Brazilië, dat een daling zag van 30 tot 40 procent. (65) En omdat de meeste grondstoffen producerende landen hun schulden in dollars hebben uitstaan, betekent een zwakkere munt dat hun buitenlandse schuld in feite stijgt. Dat is wat er in wezen gebeurde in 1997-98 bij de financiële crisis in Oost-Azië.
Sommige van deze grote veranderingen in de wisselkoersen waren concurrerende devaluaties, wanneer een land groei probeert te stelen van een ander land door een goedkopere munt te gebruiken om daarmee de prijzen van de goederen die het produceert omlaag te brengen. Dat heet protectionisme of “ieder voor zich”. Zo orkestreerde Japan een sterke daling van de yen ten opzichte van de dollar de afgelopen jaren. De ECB deed iets soortgelijks met de euro. (66)
Tegelijk met de scherpe daling van de grondstoffenprijzen zagen we een sterke vertraging van de wereldmarkt, die nooit geheel hersteld is van de Grote Recessie. (67) In 2015 begon de Chinese export af te nemen. (68) De Baltic Dry Index, de belangrijkste index van vrachtvervoer over de wereldzeeën, daalde met 80 procent tussen december 2013 en januari 2016. (69) In deze context daalden begin 2016 zowel de winstvoet als de winstmassa wereldwijd. Met dalende winsten komen er pogingen om de uitgaven te verminderen door ontslagen en andere beperkingen van de arbeidskosten en ook om te snijden in kapitaaluitgaven. Deze trend zien we het sterkst bij de olie- en mijnbouwbedrijven. De multinational Anglo-American kondigde aan twee derde van haar 85.000 arbeiders te gaan ontslaan. (70)
Stimulering en de gevolgen daarvan
Nadat China had geprobeerd een nieuwe balans in haar economie te vinden door te schuiven van op de export gerichte industrie naar goederen en diensten voor de binnenlandse consumptie, beantwoordde het de economische vertraging van begin 2016 met een stimuleringsprogramma van 1,1 biljoen dollar. (71) De regering maakte kredieten weer vrij beschikbaar voor de zware industrie, waarbij ze er waarschijnlijk op rekende dat het beter was om nog meer schulden en overcapaciteit te krijgen dan de risico’s te lopen van de economische en politieke gevolgen van een vertraging. Om een sprekend voorbeeld te geven: als gevolg van de stimuleringen werd een failliete en gesloten enkele staalfabriek met een capaciteit van de helft van de hele Britse staalindustrie in het voorjaar van 2016 heropend. (72)
Het Chinese stimuleringsprogramma legde een bodem onder de sterk verlaagde olieprijs en die van andere grondstoffen en het geeft een impuls aan de wereldeconomie. Maar halverwege 2016 kon het niet zorgen voor het herstel van de groei waarop was gehoopt. (73) Het wijdvertakte programma van de ECB van lage rente en QE sputterde ook. De economische groei in de Eurozone kwam na een tweede recessie in 2011 nauwelijks op gang en de verwachte groei in 2016 was niet meer dan 1,6 procent. (74) In de VS schoven het Republikeinse Congres en de Democratische regering van Obama rustig weg van hun bezuinigingspolitiek naar een stimuleringsplan van 1,1 biljoen dollar, om in het verkiezingsjaar een stimulans te zien waarvan beide partijen dachten dat het politiek goed uit zou komen. (75)
Toch heeft de Amerikaanse economie, ondanks een groei van de werkgelegenheid, hard moeten werken om vanaf het eind van de Grote Recessie een groei van 2 procent te laten zien, vergeleken met een jaarlijkse groei van 3,5 procent in de periode sinds de Tweede Wereldoorlog. De investeringen bleven op een historisch laag niveau. De Wall Street Journal schreef: “Bedrijven lijken niet geneigd om meer geld uit te geven aan de basiselementen van de economie, zoals machines, computers en nieuwe gebouwen”. (76) De lage investeringen hebben tot minuscule productiviteitswinst geleid en dat is toch de basis van winstgevendheid. De productiviteit is sinds het begin van de Grote Recessie van 2007 jaarlijks gestegen met niet meer dan 1,2 procent per jaar, vergeleken met een jaarlijkse gemiddelde groei van 2,6 procent in de periode van 2000 tot 2007. En de productiviteit daalde in 2015 zelfs. (77)
Dit alles vormde een dilemma voor het hoofd van de Fed Janet Yellen, die vanaf eind 2015 begon met een serie geplande renteverhogingen in een poging de banken te helpen meer winst te maken en om de ruimte te scheppen voor latere dalingen van de rente in een periode van crisis. Maar de verzwakte groei van de werkgelegenheid halverwege 2016 leidde tot de angst dat de Amerikaanse hausse – als je het miserabele herstel zo zou mogen noemen – ten einde kwam en dat dwong de Fed om plannen voor de verhoging van de rente verder uit te stellen. De ontploffing van de Brexit gaf nog meer druk op Yellen om niks te veranderen aan de ultra – lage rentes. Maar als de rentetarieven nog veel langer laag gehouden worden, dan vormt dat een bedreiging voor de winsten van de banken en voor de stabiliteit van het financiële systeem. Aan de andere kant zou een belangrijke verhoging van de rente de groei kunnen belemmeren door kredietverlening af te knijpen en de waarde van de dollar te verhogen in verhouding tot andere munten. Dat zou schadelijk zijn voor de Amerikaanse export en voor de winsten van de S&P500 bedrijven, die veertig procent of meer van hun winst uit het buitenland halen.
De zeer beperkte effecten van de verschillende stimuleringsprogramma’s hebben nog eens duidelijk laten zien hoe de politieke maatregelen die er zijn genomen om uit de crisis te komen er niet alleen niet in geslaagd zijn om de groei weer op gang te brengen, maar dat die nu zelf weer nieuwe problemen oproepen. De laatste Keynesiaanse stimuleringsmaatregelen in China kunnen de economie behoeden voor nog meer vertraging, maar alleen ten koste van nog grotere schulden, nog meer overcapaciteit en spanningen op handelsgebied en daarmee leggen ze de basis voor een mogelijk nog ergere crisis. “In 2009 applaudisseerde de wereld voor het optreden van China en bedankte China voor het aanwakkeren van de economische groei in de wereld”, zei de Chinese minister van financiën Lou Jiwei op de jaarlijkse bijeenkomst van Amerikaanse en Chinese regeringsleiders in 2016. “Nu wijst de wereld met de vinger naar China en zegt dat de Chinese overcapaciteit een rem is op de wereld, maar dat zeiden ze niet in de tijd dat China bijdroeg aan de globale economische groei”. (78)
De monetaristische politiek van Friedman is ook aan het eind van z’n Latijn. De bijna nul procent rentevoeten die door centrale bankiers in Japan en Europa werden ingesteld slaagden erin om de grootste banken overeind te houden in de financiële krach van 2008. Maar na acht jaar ultra – lage rentes vormt deze politiek nu een bedreiging voor het financiële systeem. De lage rentes beperken de winsten van de banken, vooral in Europa, wat betekent dat de banken niet kunnen voldoen aan de kapitaalreserves die vereist zijn volgens de regels die werden opgelegd na de crisis van 2008. (79)
Als de banken al problemen hebben in een nul procent rente wereld, dan zien we dat andere financiële instellingen aankoersen op een crisis. Het business model voor pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen vereist dat zij inkomsten van 7 of 8 procent per jaar behalen. Dus de langdurige lage rentevoeten bedreigen hun financiële positie de komende jaren. (80)
Om te proberen toch grotere reserves op te bouwen, hebben veel pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen zich gedwongen gevoeld om meer risico te nemen, zoals het kopen van hypothecaire obligaties of obligaties van opkomende landen – landen die nu in crisis verkeren als gevolg van de krach van de prijzen van grondstoffen. Sommige van deze investeringen kunnen in de volgende recessie imploderen en daarmee de pensioenfondsen uit de publieke sector, die al krap bij kas zitten, nog meer in de problemen brengen.
Maar de centrale banken in de ontwikkelde landen hebben nog geen alternatief bedacht. Landen van Japan tot Zweden hebben geantwoord met het instellen van negatieve rentes – in feite een belasting op leningen. Het doel was om te proberen bedrijven te dwingen tot investeren en consumenten tot uitgeven; maar dat heeft nauwelijks resultaat opgeleverd. Japan is bijvoorbeeld niet in staat om los te breken uit twee decennia stagnatie. (81) De ECB die de kat uit de boom moet kijken bij de tegenstrijdige belangen van de belangrijkste spelers in de Eurozone – Duitsland, Frankrijk en Italië – lanceerde in maart 2016 een programma dat zowel sommige rentes negatief maakte als ook feitelijk de banken betaalt voor het lenen van geld om zowel staatsleningen als bedrijfsobligaties op te kopen. (82) In Japan heeft de centrale bank niet alleen obligaties gekocht, maar ook aandelen, waarmee het een grootaandeelhouder werd van de grootste Japanse bedrijven – een actie die een breuk betekent met de orthodoxie van de centrale bank. (83)
Europa: van crisis tot krach?
Brexit is een product van de gemiddelde groei van 0,3 procent van de Europese economie sinds 2009. Sedert die tijd was het centrale doel van de politiek van de EU – onder druk van Berlijn – om de door Duitsland gedomineerde economische pikorde in stand te houden en de Europese banken overeind te houden. Omdat Groot-Brittannië geen lid was geworden van de euro, kon het zich aan deze druk onttrekken. Maar Griekenland is onderworpen aan de ergste sociale crisis in vredestijd in de Europese geschiedenis. Het doel daarvan was drieledig: het geld terug krijgen van de eigenaren van de staatsobligaties; het maximeren van de kosten van het uitdagen van de EU of van het niet betalen of het verlaten van de EU; en het sturen van een boodschap aan de Italiaanse en Franse heersende klassen dat zij op de lijn van Duitsland moesten blijven zitten in de eurozone.
De Syriza – regering in Griekenland, die in 2015 gekozen was om dergelijke bezuinigingen te stoppen, capituleerde zelf en steunde een overeenkomst met de crediteuren die nog meer bezuinigingen bevatte als voorwaarde voor het heronderhandelen van leningen. Maar dat was niet voldoende om het risico te vermijden dat Griekenland, als het niet in staat zou zijn om aan die voorwaarden te voldoen, toch haar schulden niet zal kunnen aflossen. Toen Griekenland op drift raakte in het voorjaar van 2016, waren zelfs bestuurders van het IMF geschrokken van de meedogenloze inzet van Duitsland om Griekenland uit te knijpen. (84)
Maar vanuit het perspectief van de Duitse regering in Berlijn en haar bondgenoten in het hoofdkwartier van de EU in Brussel is de kruisiging van Griekenland een noodzakelijk onderdeel van een proces van schuldsanering in veel grotere Europese landen. Begin 2016 was de Italiaanse schuld als percentage van het BNP veel groter dan die was in Griekenland bij het begin van de ‘reddingsoperatie’. Niet inbare leningen in Italië liepen op tot 18 procent van het totaal, met een waarde van meer dan 400 miljard dollar. (85) De al zwakke grote Italiaanse banken moesten miljarden ophoesten voor een complexe reddingsoperatie voor de kleinere banken om te kunnen voldoen aan de regels van de EU tegen directe overheidssteun. (86)
Aan de basis van Italië ‘s problemen ligt de dalende concurrentiekracht van de Italiaanse industrie in verhouding tot Duitsland. De invoering van de euro in 1999 maakte het de Duitse industrie mogelijk om voordeel te halen uit een munt die veel lager gewaardeerd was dan de oude Duitse mark geweest zou zijn. Tegelijkertijd behaalde de Duitse regering voordeel uit de goedkope arbeid uit het voormalige Oost-Duitsland na de eenwording in de beginjaren 1990, door de arbeidskosten te drukken ondanks een grote stijging van de arbeidsproductiviteit. (87) Bovendien verschoof Duitsland z’n productieketen van Europa naar Azië. (88) Het gevolg daarvan was een gestage afbrokkeling van de Italiaanse industrie, wat geleid heeft tot een berg aan slechte particuliere schulden en ook tot begrotingstekorten.
Daarbij komt dat Italiaanse banken afhankelijk blijven van rentes die dichtbij nul liggen, om overeind te blijven. Dat lijdt tot een conflict met de EU, omdat banken in Duitsland en andere landen hun winsten zien eroderen door de lage of negatieve rentes van de ECB. Duitse politici beschuldigen de Italiaan Mario Draghi er openlijk van dat hij opkomt voor de Italiaanse banken. (89) De regels van de EU verbiedt staten om hun nationale banksystemen te redden, tenzij eerst hun aandeelhouders verlies nemen – een politiek die de Italiaanse bankencrisis tot het uiterste oprekt.
De Franse economie lijdt ook verliezen in haar concurrentie met Duitsland. In 2016 had Frankrijk nog steeds niet de verloren productie van de Grote Recessie goed gemaakt en het werkloosheidscijfer stond op 10,8 procent. (90)
Maar Duitsland was niet immuun voor de crisis. Het grote financiële vlaggenschip van het land, Deutsche Bank, zag zich gedwongen om buitengewone maatregelen te nemen om zich tegen financiële speculatie te beschermen dat de bank gered zou moeten worden als de economie nog meer zou afzwakken. (91) Halverwege 2016 zat zo’n 96 procent van de tegoeden van Deutsche Bank in zogeheten niveau drie kapitaal, de classificatie voor ondoorzichtige, moeilijk te verkopen waarden zoals de derivaten die centraal stonden in de financiële crisis van 2008. Als ze dergelijke tegoeden optellen, noemen bankiers het proces een ‘teken van verdichtsel’ (mark to myth). (92) Inmiddels kende Spanje een economische opleving die de conservatieve premier hielp om een electorale uitdaging van links af te slaan, maar het land had halverwege 2016 de hoogste werkloosheid in het Westen. (93)
Al deze factoren maken het zeer waarschijnlijk dat de economische vertraging of recessie in de opkomende markten ook tot een financiële crisis zal leiden. De enige vraag is wanneer dit zal gebeuren en hoe zwaar die zal zijn. Dat is onmogelijk te voorspellen, omdat het ongereguleerde schaduw banken systeem – dat wil zeggen de financiële instellingen die geen bank zijn en die een centrale rol speelden in de krach van 2008 – nu groter zijn dan ooit, met een geschatte omvang van 75 biljoen dollar in 2015. (94)
De stagnerende economie heeft vorm gegeven aan het Europese antwoord op de grootste vluchtelingencrisis na de Tweede Wereldoorlog. De anti – immigranten reactie van alle grote partijen kan een eind maken aan het akkoord van Schengen met open binnengrenzen in de EU en zelfs de arbeidsmobiliteit aan banden leggen. Het Brexit debat in Groot-Brittannië dreef vooral op een nationalistisch anti – immigranten sentiment en op calculaties van delen van het Britse kapitaal dat ze beter uit zouden zijn buiten de in crisis verkerende economieën van het Europese vasteland.
Maar het proces van onttakeling van de EU is met de Brexit misschien nog niet ten einde. De volgende crisis zou opnieuw regeringen onder druk kunnen zetten om hun eigen banken en bedrijven te redden met methoden die ingaan tegen de regels van de EU. De prijs van het accepteren van Duitse overheersing zou uiteindelijk te hoog kunnen worden voor de Franse en Italiaanse kapitalisten, die machtig genoeg zijn om druk uit te oefenen voor een lossere EU, een exit uit de Eurozone of zelfs het openbreken van de EU. Een vertrek uit de Eurozone kan nog plaatsvinden in Griekenland, als gevolg van een eigen keuze of opgelegd. Naarmate de crisis zich ontvouwt, wordt het vroeger ondenkbare geloofwaardig en zelfs waarschijnlijk.
Kunnen de VS ontsnappen aan de crisis?
De VS kunnen de laatste grote economie zijn die in een recessie komt, een omkering van een eeuwenoud patroon. Dat komt omdat de VS sterker uit de crisis van 2007-09 kwamen dan hun traditionele rivalen. Laten we wel wezen, de gemiddelde groei van twee procent per jaar in de VS is de zwakste groei ooit, maar die ligt hoger dan de groeicijfers van Europa of Japan. De VS hebben een voorsprong verworven omdat de banken er eerder werden gered en de banken hebben zich geconsolideerd en ze zijn gefuseerd, zodat ze hun reserves weer konden opbouwen. Ze zijn waarschijnlijk sterker dan hun concurrenten in het buitenland.
De economie van de VS kreeg ook een enorme duw in de rug van de stijging van de olieproductie in het land, dat daardoor de leidende positie overnam in de wereld. (95) Het herstel van de industrie, dat nogal werd opgehemeld door de regering Obama, was tamelijk beperkt en de groei was de zwakste sinds de jaren dertig. (96) Maar het was genoeg om geleidelijk de werkgelegenheid uit te breiden, hoewel de lonen bleven stagneren, de voorzieningen duurder werden en het gemiddelde gezinsinkomen lager lag dan in 2007.
Die lagere lonen weerspiegelden een dramatische verschuiving van 750 miljard dollar in het nationaal inkomen van arbeid naar kapitaal tussen ongeveer 2003 en 2013. Dat legde op zijn beurt de basis voor een tijd van grote winsten voor Amerikaanse bedrijven. In 2013 lagen de winsten na belasting op een niveau van 1,7 biljoen dollar, het hoogste niveau in 85 jaar, gecorrigeerd voor inflatie – een cijfer dat overeenkomt met 10 procent van het BNP. De winsten voor belasting bedroegen 12,1 procent van het BNP en dat was het vorige record uit 1942. “Maar in 1942 werden de meeste van die winsten wegbelast”, noteerde Floyd Norris in de New York Times. “De effectieve winstbelasting voor bedrijven lag toen op bijna 55 procent, in scherpe tegenstelling tot het cijfer van vorig jaar dat onder de 20 procent uitkwam.” Tegelijkertijd lagen de salarissen op het laagste niveau in 65 jaar. (97)
Het aantal banen steeg, met zes miljoen in 2014 en 2015 – de sterkste stijging sinds eind jaren negentig. (98) Woningbouw kwam weer op gang tot een niveau dat ongezien was sinds 2007 aan de vooravond van de ineenstorting. (99) Dat leidde tot de hoop dat de VS de recessie zou kunnen vermijden die de ontwikkelingslanden in 2015 trof.
Maar bij nader inzien zitten er tegenstrijdigheden in de Amerikaanse economie. De stijging van de dollar betekende dat de industrie begon te stagneren en begin 2016 licht te dalen. (100) Dat is belangrijk, want hoewel de industrie nu nog maar goed is voor slechts 12 procent van de economische productie van de VS, komt ongeveer twee derde van de winst van de grote S&P500 bedrijven van industriële ondernemingen. (101)
In dezelfde tijd daalde de export begin 2016 voor de eerste keer sinds de recessie, toen het voordeel van de lage lonen van de Amerikaanse kapitalisten tegenover Europa en Japan teniet werd gedaan door de stijging van de dollar. (102) In deze omstandigheden begon de benutte fabriekscapaciteit in de eerste helft van 2016 te dalen. (103) En nog belangrijker, door de ineenstorting van de energieprijzen in de wereld kwam er een eind aan de groei van de olie- en schalieproductie in de VS. Een aantal energiebedrijven ging failliet en dat betekende de grootste golf van faillissementen in de geschiedenis van de VS, met een negatief effect op de balansen van de banken die geld aan die bedrijven hadden uitgeleend. (104) Tot slot begon de uiteindelijke scheidsrechter van de gezondheid van de kapitalistische economie – winst – te dalen. In het voorjaar van 2016 rapporteerde de S&P500 hun derde achtereenvolgende kwartaal met dalende winsten. (105)
Ondanks deze zwaktes is de positie van de VS ten opzichte van de concurrentie – behalve China – sterker geworden. Maar de situatie is veranderlijk. Hoewel de Europese economieën een zwakke schakel vormen, is Duitsland nog steeds een sterke concurrent. Zo’n 51 procent van de Duitse economie is gebaseerd op export en in 2015 had Duitsland een 8,8 procent overschot op de lopende rekening met de rest van de wereld. (106) Dat betekent dat Duitsland een overschot had van bijna 250 miljard dollar in de handel van goederen en diensten – een bedrag dat groter is dan dat van China, ondanks dat dat land een veel grotere bevolking heeft en een sterke groei kent.
Een andere bedreiging voor de Amerikaanse economie komt van de kant van het financiële systeem, net als tijdens de krach van 2008. De regulering die is opgelegd aan de Amerikaanse banken drukt zwaar op individuele financiële instellingen, maar de regels zijn desalniettemin niet in staat om een nieuwe financiële crisis te voorkomen. Bovendien gelden die regels niet voor het schaduw banken systeem. Als gevolg hiervan wordt nu de meerderheid van alle hypotheken in dit land niet door banken verstrekt en dat is potentieel een nieuw risico voor het financiële systeem. (107)
De zogeheten private equity firma’s – de beleefde term voor het systeem van schaduwbanken in de VS – zijn agressief in de hypotheekindustrie gestapt en daarbij herhalen ze dezelfde roofzuchtige en riskante praktijken die leidden tot de huizenkrach van 2007-08. (108) Verder koopt de Fed zowat de helft van de op hypotheken gebaseerde waardepapieren die verkocht worden door de regering gecontroleerde Fannie Mae en Freddie Mac, en daarmee steunen ze de huizenmarkt. Dit alles maakt de kans groter op een huizenbubble en het knappen daarvan.
Omdat banken er aan gewend zijn om hun passiva buiten de balans te verbergen en ook de financiële instrumenten die in de laatste crisis opkwamen, zoals de “collateralized debt obligations” (CDOs), weten weinig mensen buiten de banken wat voor problemen er zouden kunnen ontstaan bij een crisis in de VS of wat voor risico’s Amerikaanse banken lopen in hun verhouding met hun zieke concurrenten in Europa of Azië. Maar in het voorjaar van 2016 maakte de Fed duidelijk dat er redenen genoeg zijn voor zorg. In een brief aan JPMorgan Chase over het afbouwplan van de bank, schreven medewerkers van de Fed dat zij een “gebrek hadden geïdentificeerd” in het plan dat “ernstige negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor de financiële stabiliteit van de VS”. (109) In ieder geval is de internationale verbondenheid van de financiële wereld zo dat Amerikaanse banken onontkoombaar bloot staan aan crises in de rest van de wereld.
Om al deze redenen zou de volgende krach net zo erg of nog erger kunnen zijn dan die van 2007-09, gegeven het feit dat er nu meer overproductie is en er meer schulden zijn. Omdat China het herstel in de wereld na de Grote Recessie heeft geleid, zal een krach van de Chinese economie waarschijnlijk een grotere invloed hebben dan de Amerikaanse huizen- en bankencrisis. Het is natuurlijk onmogelijk om de ernst van de volgende crisis te voorspellen. Maar halverwege 2016 is het duidelijk dat de jaren van relatieve stabilisering voorbij zijn.
Hoe zullen regeringen en kapitalisten antwoorden op een nieuwe krach? Hun traditionele methoden hebben gefaald: Keynesianisme, bezuinigingen, monetarisme en geldschepping. Het kapitaal zal iets anders moeten verzinnen om het systeem te herstructureren. Die pogingen zullen nog bemoeilijkt worden door de opkomst van economisch nationalisme naar het voorbeeld van Trump, Brexit en Le Pen. In de crisis van 2008-09 coördineerde de G-20 de stimulerende uitgaven en de redding van banken, waarbij ze met moeite een crisis als die van de jaren dertig wisten te ontlopen. Maar nu kan het zijn dat regeringen die onder druk staan van nationalisten en die gebonden zijn door gigantische schulden misschien niet in staat zullen zijn om dergelijke maatregelen gezamenlijk te nemen of die dat niet zullen willen.
Vooruitzichten
Er zijn drie eerdere periodes geweest van langdurige economische crisis, die werden opgelost door een herstructurering van het kapitalisme. De eerste was de crisis van de jaren 1870 tot de jaren 1890, die overwonnen werd door de opkomst van monopolistische bedrijven, financieel kapitaal en imperialisme, wat de grondslag legde voor de Eerste Wereldoorlog. Het was in deze context dat de Russische revolutionairen Lenin en Boecharin de marxistische theorie van het imperialisme ontwikkelden, die inhield dat de tegenstelling tussen de natiestaat en de wereldeconomie onvermijdelijk leidde tot een militair conflict als staten gingen optreden om hun nationale ondernemingen te verdedigen.
De Eerste Wereldoorlog slaagde er niet in om deze tegenstrijdigheden op te lossen, nog economisch noch politiek, wat weer zou leiden tot de Grote Depressie van de jaren dertig en een tweede inter – imperialistische oorlog. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog en de absolute vernietiging van kapitaal in Europa en Japan, kwamen de VS naar voren als de overheersende macht en zij gebruikten instellingen als het IMF en de Wereldbank om hun hegemonische positie in stand te houden.
De derde crisis, tussen 1974 en 1982, werd – zoals we gezien hebben – overwonnen door de neoliberale herstructurering van de industrie en door deregulering en door het ineenstorten van het stalinisme, wat de organische samenstelling van het kapitaal dramatisch omlaag bracht op wereldschaal en zo de weg opende voor een hernieuwde winstgevendheid.
Het is onmogelijk te voorspellen wat er zal gebeuren als gevolg van de huidige langdurige crisis. In de tijd van de Eerste Wereldoorlog fuseerden – zoals Boecharin dat beschreef – Westerse natiestaten en financierskapitaal in de strijd om de verdeling van de wereld om de controle over grondstoffen te verkrijgen als steun voor hun eigen rivaliserende industriële monopolies. In de huidige geglobaliseerde economie is de situatie heel anders. De oude imperialistische machten, nog steeds gedomineerd door de VS, hebben nu te maken met een wereldeconomie die een nieuwe vorm heeft gekregen door China en de rest van de BRIC-landen, wat een nieuwe uitdaging betekent voor hun overheersende positie.
Ondanks de transformatie van het wereldsysteem sinds die tijd, vormt de samenvatting van Boecharin van de tegenstrijdigheden van een geglobaliseerde kapitalistische economie nog een kader voor vandaag: “Als we zo het probleem in z’n geheel bekijken en daarbij een objectief standpunt innemen, dat wil zeggen het standpunt van de aanpassing van de moderne maatschappij aan z’n bestaansvoorwaarden, dan zien we dat hier sprake is van een toenemend gebrek aan overeenstemming tussen de basis van de sociale economie die wereldwijd is geworden en de bijzondere klassenstructuur van de maatschappij, een structuur waar de heersende klasse (de bourgeoisie) zelf gespleten is in ‘nationale’ groepen met tegenstrijdige economische belangen. Het zijn groepen die tegenover het wereldproletariaat staan en die onder elkaar strijden over de verdeling van de meerwaarde die op wereldschaal wordt geschapen. De productie heeft een sociaal karakter; de internationale arbeidsdeling verandert de private ‘nationale’ economieën in onderdelen van een gigantisch alomvattend arbeidsproces, dat zich over bijna de gehele mensheid uitstrekt”. (110)
De economische rivaliteit van nationale kapitalistische klassen vormt de basis van de imperialistische rivaliteit, zoals Boecharin aantoonde. In algemene termen klopt zijn analyse ook hier. Het doel van de Amerikaanse kapitalistische klasse om haar overheersende positie te behouden wordt nog ingewikkelder door de gevolgen van de twee militaire mislukkingen in Afghanistan en Irak. Wat vijftien jaar geleden begon als een poging van de enige supermacht om haar overheersende positie vast te leggen, heeft nu het hele Midden-Oosten en Zuidwest Azië gedestabiliseerd. De ‘draai naar Azië’ van de VS om de opkomst van China in te dammen vindt daarom plaats in een periode van desoriëntatie van de politiek van de VS. Het voorgestelde TPP handelsverdrag en parallel de militaire bondgenootschappen van de VS met Japan, Vietnam, de Filipijnen en andere landen zijn een poging om een rem te zetten op de opkomst van China. Maar succes is helemaal niet verzekerd.
Toch moet er vanuit kapitalistisch perspectief een herstructurering komen omdat het systeem zich in neergang bevindt. De crisis in de oude grote politieke partijen tussen aan de ene kant de opkomst van Trump en Europees uiterst rechts aan de ene kant en de ontwikkelingen van Syriza, Podemos en Sanders aan de andere kant leggen een druk op nationale heersende klassen om competente mensen te vinden die een politiek programma kunnen ontwikkelen om de crisis te managen, om te gaan met een steeds intensiever klassenconflict en om een koers te vinden bij internationale conflicten en oorlogen.
In sommige gevallen zal dit de vorm vinden van coöptatie van linkse partijen zoals Syriza. In andere gevallen kan het zijn dat het kapitaal uiterst rechts z’n gang laat gaan om nog meer immigranten en minderheden tot zondebok te maken, om een wig te drijven tussen de arbeidersbeweging door het nationalistische vuurtje op te stoken. Daarom gaan we een extreem wisselvallige periode tegemoet – economisch, politiek, ideologisch en in termen van imperialistische verhoudingen. Links zal internationaal getest worden.
Tegelijkertijd heeft de crisis de weg geopend voor een vernieuwing van socialistisch links. Een generatie jonge mensen die is opgegroeid te midden van een recessie, zwakke groei en eindeloze imperialistische oorlogen, is politiek bewust en actief geworden. In de VS beschouwen al miljoenen jonge mensen zich socialist, hoe vaag dan ook. Maar links is niet zo goed georganiseerd of even politiek coherent als rechts.
De taak van revolutionairen is het om deze zwaktes te boven te komen door de politieke en organisatorische vraagstukken op te helderen die links nodig heeft om deze uitdagingen aan te kunnen gaan. Deze analyse van de huidige crisis van het kapitalisme is een bijdrage aan de strijd van een nieuwe generatie strijders om beter te kunnen begrijpen welke strijd ze tegemoet gaan.
Noten:
1) Eric Platt and Nicole Bullock, “Global Markets Take $2tn Brexit Hit,” Financial Times, June 26, 2016, www.ft.com.
2) Ben Eisen, “Negative-Yielding Debt Tops $10 Trillion,” Wall Street Journal, June 3, 2016, www.wsj.com.
3) Ian Talley, “IMF Cuts 2016 US Economic-Growth Forecast to 2.2%,” WSJ.com, June 22, 2016.
4) “World Bank Cuts 2016 Global Growth Forecast to 2.4 Percent,” World Bank, June 26, 2016, www.worldbank.org.
5) Ian M. Dougherty, “Is Mexico a New China?” OECD Echoscope, June 7, 2016, https://oecdecoscope.wordpress.com.
6) Karl Marx en Friedrich Engels, Het communistische manifest.
7) Simon Constable interviews Nouriel Roubini, “Roubini Warns of Global Recession Risk,” Wall Street Journal, 11 augustus , 2011, www.wsj.com/video/roubini-warns-of-globa…
8) Lawrence H. Summers, “The Age of Secular Stagnation: What It Is and What to Do About It,” Foreign Affairs, 29 maart 2016, www.foreignaffairs.com.
9) Jonathan D. Ostry, Prakash Loungani, and David Furceri, “Neoliberalism: Oversold?” IMF Finance and Development, www.imf.org/external/pubs/ft/fandd/2016/….
10) Martin Wolf, The Shifts and the Shocks: What We’ve Learned—and Have Still to Learn—From the Financial Crisis (London: Penguin, 2014), 126-127.
11) Robert J. Gordon, The Rise and Fall of American Growth: The US Standard of Living Since the Civil War. (Princeton, NJ: Princeton University Press, 2015).
12) Léon Crémieux, “What Stirred the Stormy Seas in France?,” SocialistWorker.org, 24 mei 2016.
13) Barry Eichengreen and Kevin Hjortshøj O’Rourke, “A Tale of Two Depressions: What Do the New Data Tell Us? Vox, 8 maart 2010, http://voxeu.org.
14) Felix Salmon, “Recipe for Disaster: The Formula that Killed Wall Street,” Wired Magazine, 23 februari , 2009, http://archive.wired.com.
15) Mark Gilbert and Matthew Brown, “Interbank Lending Market ‘Died with Lehman’: Chart of the Day,” Bloomberg.com, 1 juni 2010.
16) Michael Deal and Allison McCann, “2009 Global GDP’s Negative Growth Rate,” Bloomberg.com, 12 september 2013.
17) Matthieu Bussière, Fabio Ghironi, and Giulia Sestieri, “Estimating Trade Elasticities: Demand Composition and the Trade Collapse of 2008–09,” Vox, 14 februari , 2012, http://voxeu.org.
18) Lee Sustar, “Why Should Bankers Get More of Our Money?,” SocialistWorker.org, 11 februari 2009.
19) Michael Grunwald, “Five Myths about Obama’s Stimulus,” Washington Post, 10 augustus 2012, www.washingtonpost.com.
20) Phil Oliff, Chris Mai, and Vincent Palacios, “States Continue to Feel Recession’s Impact,” Center on Budget and Policy Priorities, 27 juni 2012, www.cbpp.org.
21) Milton Friedman, The Optimum Quantity of Money and Other Essays (London: Macmillan, 1969).
22) Binyamin Appelbaum, “Fed Raises Key Interest Rate for First Time in Almost a Decade,” New York Times, 16 december 2015, www.nytimes.com.
23) Lowell R. Ricketts, Christopher J. Waller, “The Rise and (Eventual) Fall in the Fed’s Balance Sheet,” Regional Economist, januari 2014, www.stlouisfed.org.
24) Jim Puzzanghera, “Federal Reserve to Send Record $98.7-Billion Profit to Treasury,” Los Angeles Times, 9 januari 2015, www.latimes.com.
25) Peter Spiegel and Quentin Peel, “Berlin Insists on Eurozone Austerity,” FT.com, 30 april 2012.
26) Stephan Riecher and Alessandro Speciale, “Draghi Aggression Shows Pledges Backed by Rate Surprise,” Bloomberg.com, 8 november 2013.
27) Jana Randaw, “Europe’s QE Quandary,” Bloomberg,com, 1 juni 2016.
28) Robert Skidelsky, “Meeting Our Makers: Britain’s Long Industrial Decline,” New Statesman, 24 januari 2013, www.newstatesman.com.
29) “United Kingdom,” OECD Economic Outlook, vol. 2016, no. 1, (OECD Publishing, 2016), 228–32, www.oecd-ilibrary.org.
30) Interview met Jacob Funk Kirkegaard, “The Growing Franco-German Divide,” Council on Foreign Relations, October 24, 2012, www.cfr.org; Simon Nixon, “Italy Versus Germany: Europe’s Latest Fault Line,” WSJ.com, 18 januari 2016.
31) Ferdinando Giugliano, “Central Banks Urged to Raise Rates as Asset Bubble Fears Grow,” FT.com 23 oktober 2015.
32) “Fortune 500 Companies Hold a Record $2.4 Trillion Offshore,” Citizens for Tax Justice, 4 maart 2016, http://ctj.org.
33) Kevin L. Kleisen, “Restructuring and Economic Growth: Taking the Long-term View,” Federal Reserve Bank of St. Louis, julie 1993, www.stlouisfed.org.
34) Richard Freeman, “What Really Ails Europe (and America): The Doubling of the Global Workforce,” TheGlobalist.com, March 5, 2010; Edward N. Wolff, “What’s Behind the Rise in Profitability in the US in the 1980s and 1990s?” Cambridge Journal of Economics 27, no. 4 (2003): 479–99, www.jstor.org/stable/23602104.
35) Mike Davis, “Planet of Slums,” New Left Review II, no. 26 (2004): 5–34.
36) Minxin Pei, “China Keeps Throwing Trillions in Investments Down the Drain,” Fortune.com, 1 december 2014.
37) “China Economic Outlook,” FocusEconomics, June 21, 2016, www.focus-economics.com.
38) Joyce Ho, “Bernanke Downplays China Impact on World Economy,” Nikkei Asian Review, 19 januari 2016, http://asia.nikkei.com.
39) Brad Setser and Arpana Pandey, “China’s $1.7 Trillion Bet: China’s External Portfolio and Dollar Reserves,” Council on Foreign Relations, januari 2009, www.cfr.org.
40) Jamil Anderlini, “World Bank Credits China Stimulus for Higher Growth,” FT.com, 19 juni 2009.
41) Fion Li and Kyoungwha Kim, “China’s Reserves Retreat from $4 Trillion Mark as Outflows Seen,” Bloomberg.com, 16 oktober 2014.
42) Douglas Elliott, Arthur Kroeber, and Yu Qiao, “Shadow Banking in China: A Primer,” Brookings Institution, maart 2015, www.brookings.edu.
43) Bloomberg News, “China’s Exports Decline as Trade Surplus Swells to Record,” Bloomberg.com, 15 februari 2016.
44) “Recovery Strengthens, Remains Uneven, April 2014,” IMF World Economic Outlook, april 2014, www.imf.org/external/pubs/ft/weo/2014/01….
45) Ralph Atkins, “World Bank Warns of Capital Flow Risk to Emerging Markets,” FT.com, 15 januari 2014.
46) “China Sees Steady Economic Growth of ‘around’ 7 Percent in Third Quarter,” Reuters, 25 september 2015.
47) Ana Swanson and Kevin Sieff, “China’s Slowdown, Financial Mayhem Cast Long Shadow across World,” WashingtonPost.com, 11 januari 2016.
48) Jiaxing and Yangon, “The Future of Factory Asia: A Tightening Grip,” Economist, 14 maart 2015. www.economist.com
49) Martin Wolf, “China’s Great Economic Shift Needs to Begin,” FT.com, 19 januari 2016.
50) Luke Kawa, “Six Ways to Gauge How Fast China’s Economy is Actually Growing,” Bloomberg.com, 2 november 2015.
51) George Magnus, “China’s Debt Reckoning Cannot be Deferred Indefinitely,” FT.com, 29 april 2016.
52) Richard Dobbs et al., “Debt and (Not Much) Deleveraging,” McKinsey Global Institute, februari 2015, www.mckinsey.com.
53) Matt O’Brien, “China’s Debt Bubble is Getting Only More Dangerous,” WashingtonPost.com, 16 mei 2016.
54) Umesh Desai, “Manage, Meddle or Magnify? China’s Corporate Debt Threat,” Reuters.com, 24 juli 2015.
55) Shawn Donnan, “Impact of China on Advanced Economies Set to Grow, FT.com, 4 april 2016.
56) Peter Coy, “China’s Capital Flight,” Bloomberg.com, 14 januari 2016.
57) “China Capital Outflows Rise to Estimated $1 Trillion in 2015,” Bloomberg.com, 25 januari 2016.
58) Lingling Wei and Anjani Trivedi, “China’s Forex Reserves Fall by Record $93.9 Billion on Yuan Intervention,” WSJ.com, 8 september 2015.
59) Scott Paul, “The Real Problem in China,” CNBC.com, 10 juli 2015.
60) David Stanway, “China Steel Capacity at 1.13 billion Tonnes, More Cuts Required—Official,” Reuters UK, 10 april 2016, uk.reuters.com.
61) Holly Ellyatt and Karen Tso, “China Has Conducted a ‘War’—Not Trade—With Steel, Experts Say,” CNBC.com, 20 mei, 2016.
62) Ashley Smith, “A Treaty to Declare Economic Ear,” SocialistWorker.org, 20 april 2015.
63) Mark Shenk, “Crude Falls below $30 a Barrel for the First Time in 12 Years,” Bloomberg.com, 12 januari 2016.
64) Stanley Reed, “Saudi Arabia Keeps Pumping Oil, despite Financial and Political Risks,” NYTimes.com, 27 januari 2016.
65) Joe Leahy and John Paul Rathbone, “Brazil’s Real: How Low Can It Go?,” FT.com, 8 februari 2016.
66) Roger Blitz and Leo Lewis, “Currency War Heating Up for Yen and Euro,” FT.com, 17 augustus 2015.
67) David Brancaccio, Katie Long, and Justin Ho, “Have We Reached Peak Trade?” Marketplace, 23 juni 2016, www.marketplace.org.
68) “Chinese Economy: Exports Fall by 2% and Imports by 11% in April,” Guardian, 8 mei 2016, www.theguardian.com.
69) Jeffrey Rothfeder, “The Surprising Relevance of the Baltic Dry Index,” New Yorker, 22 juni 2016, www.newyorker.com.
70) Scott Patterson and Alex MacDonald, “Anglo American to Slash Assets, Cut 85,000 Jobs,” WSJ.com, 8 december 2015.
71) Angelo Young, “Why China is Launching Massive $1.1 Trillion Stimulus Package,” International Business Times, 6 januari 2015, www.ibtimes.com.
72) Christian Shepherd, “China Steel Mills Fire Up as Prices Flare,” FT.com, 16 mei 2016.
73) Michael Lelyveld, “China Growth Slows despite Stimulus Spur,” Radio Free Asia, 5 februari 2016, www.rfa.org.
74) “ECB Raises 2016 Eurozone Growth & Inflation Forecasts,” RTTNews, 6 februari 2016, www.rttnews.com.
75) Christopher Rugaber, “US Budget Deal Approved by Congress May Boost Economy Just as Fed Pulls Back on Stimulus,” US News & World Report, 19 december 2015, www.usnews.com.
76) Eric Morath, “Companies Shy Away from Spending,” WSJ.com, 30 november 2015.
77) Jeffry Bartash, “US Worker Productivity Sags Again in the First Quarter,” Market Watch, 7 juni 2016 www.marketwatch.com.
78) “China’s Lou Says Not So Fast on US Calls to Cut Overcapacity,” Bloomberg.com, 6 juni 2016.
79) “China’s Lou Says Not So Fast on US Calls to Cut Overcapacity,” Bloomberg.com, 6 juni 2016.
80) Ellie Ismailidou, “BlackRock’s Larry Fink Says Negative Interest Rates Are ‘Biggest Crisis’ in the World,” MarketWatch.com, 14 maart 2016.
81) Peter Wells, “Japan Falls (a Little) Deeper into Deflation,” FT.com, 27 mei 2016.
82) Alessandro Speciale and Jeff Black, “Draghi Expands ECB Stimulus with More QE and Lower Rates,” Bloomberg.com, 10 maart 2016.
83) Yuji Nakamura, Anna Kitanaka, and Nao Sano, “The Tokyo Whale is Quietly Buying up Huge Stakes in Japan Inc.,” Bloomerberg.com,24 april 2016.
84) Marcus Walker, “IMF Proposal on Greece Sets Up Battle with Germany,” WSJ.com, 17 mei 2016.
85) Alexandra Gibbs, “Here’s How Toxic Italy’s Bad Loans Really Are,” CNBC.com, 11 april 2016.
86) Raoul Ruparel, “A Bad Deal on Bad Loans at Italian Banks,” Forbes.com, 28 januari 2016.
87) Tomas Hirst, “The Changing Face of the German Economic Miracle?,” Bloomberg.com, 11 december 2016.
88) Stefano Casertano, “Entitled to Fail: Inside Italy’s Downward Spiral,” World Affairs Journal, Juli/August 2012, www.worldaffairsjournal.org.
89) Jens Münchrath, Daniel Schäffer, and Kevin O’Brien, “In Germany, Zero Interest in Mario Draghi,” Handelsblatt Global Edition, 11 maart 2016, www.global.handelsblatt.com.
90) Larry Elliott, “France: The New Sick Man of Europe,” TheGuardian.com, 14 januari 2014.
91) James Shotter, Patrick Jenkins, and Gavin Jackson,“Deutsche Bank Considers Multibillion Bond Buyback,” FT.com, 9 februari 2016.
92) Landon Thomas Jr, “Hard-to-sell Assets Complicate European Banks’ ‘Brexit’ Risks,” NYTimes.com, 28 juni 2016.
93) Tobias Buck, “Spain’s Economic Recovery Powers Ahead despite Political Crisis,” FT.com, 3 april 2016.
94) Sheridan Prasso, “Shadow Banking,” Bloomberg.com, 31 maart 2015.
95) Rakteem Katakey, “US Ousts Russia as Top World Oil, Gas Producer in BP Data,” Bloomberg.com, 6 juni 2015.
96) Meagan Clark, “The Renaissance of US Manufacturing Is Real but Maybe Not What You Think,” IBTImes.com, 4 februari 2014.
97) Floyd Norris, “Corporate Profits Grow and Wages Slide,” NYTimes.com, 4 april 2014.
98) “Robust Hiring in December Caps Solid Year for US Jobs,” NYTimes.com, 9 januari 2016.
99) Reuters, “US Housing Starts Rebound as Single-family Projects Soar,” CNBC.com, 16 maart 2016.
100) Shobhana Chandra, “Manufacturing Output in US Falls by Most since February 2015,” Bloomberg.com, 15 april 2016.
101) Burt White and Jeff Buchbinder, “The S&P and GDP Are Not the Same Thing,” Business Insider, 4 november 2014, www.businessinsider.com.
102) Matt Egan, “US Exports Drop for First Time since Great Recession,” CNN.com, 5 februari 2016.
103) Michelle Jamrisko, “US Factory Production Falls More than Forecast on Auto Output,” Bloomberg.com, 15 juni 2016.
104) Ernest Scheyder and Terry Wade, “US Oil Industry Bankruptcy Wave nears Size of Telecom Bust,” Reuters.com, 5 mei 2016.
105) Theo Francis and Kate Linebaugh, “US Corporate Profits on Pace for Third Straight Decline,” WSJ.com, 28 april 2016.
106) “German Trade Surplus Swells to Fresh Record,” FT.com, 10 mei 2016.
107) Anrea Riquier, “An Old Fear Returns as New Mortgage Market Players Rise,” MarketWatch.com, 29 februari 2016.
108) Matthew Goldstein, Rachel Abrams, and Ben Protess, “How Housing’s New Players Spiraled into Banks’ Old Mistakes,” NYTimes.com, 26 juni 2016.
109) Tyler Durden, “The Fed Sends a Frightening Letter to JPMorgan, Corporate Media Yawns,” Zero Hedge, 15 april 2016, www.zerohedge.com.
110) Nikolai Bukharin, Imperialism and World Economy (New York: International Publishers, 1929 reprint), 106 . ook beschikbaar op Marxists.org.
Joel Geier en Lee Sustar zijn lid van de Amerikaanse International Socialist Organisation. Dit artikel verscheen oorspronkelijk in International Socialist Review. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.