Wanneer je je op federaal vlak uitspreekt voor een felle neoliberale politiek, gehoorgevend aan de onzichtbare hand van de markt, dan is het volhouden van een nationalistische lijn moeilijk, vooral wanneer de grote meerderheid van de kiezers in Vlaanderen meer belang hechten aan hun koopkracht dan aan de door de N-VA geopperde droom van de onafhankelijkheid. De crisis die de N-VA treft is er het bewijs van.
De problemen begonnen met de “draai” van Siegfried Bracke, de huidige voorzitter van de Kamer: de N-VA zou voortaan voorrang verlenen aan een rechtse sociaaleconomische politiek “op zijn Vlaams”, op het gevaar af ballast overboord te gooien betreffende de communautaire kwestie, de kern van het programma van de partij bij haar geboorte.
Vandaag is de crisis in de schoot van de N-VA ten volle uitgebarsten, als gevolg van het interview van Bart De Wever in het Franstalige werkgeversdagblad L’Écho van 14 september 2016. De leider van de partij, die elke regeringssamenwerking met de Parti Socialiste categoriek van de hand wijst, legde er zijn electorale strategie voor 2019 bloot: “Als de kiezer het toelaat, zullen we voortdoen zonder de PS en als de kiezer eist dat we discussiëren met de PS, dan presenteren we ons communautair programma. Zo simpel ligt dat.”
Voor alles het kapitaal
Inderdaad, simpel. Het gaat om tactische chantage. De N-VA weigert ten allen prijs samen met de PS te regeren (hoe sociaalliberaal die ook is) en als men haar daartoe wil dwingen om België een stabiele regering te garanderen, dan zal ze haar “confederalistisch” programma voorleggen, zodat die stabiliteit en de eenheid van de federale staat in het gedrang komt. Maar in afwachting van die eventualiteit is de NVA bereid om haar “confederalisme” te bevriezen.
Het komt er immers in de eerste plaats op aan om de alliantie met de andere neoliberale partijen in stand te houden, de MR aan Franstalige kant en het CD&V en Open VLD aan Vlaamse kant. Alleen dan kan het neoliberaal offensief tegen de wereld van de arbeid voortgezet en opgevoerd worden, gehoor gevend aan de politiek van de bourgeoisie in Europa.
Maar om de eerste partij van het land te blijven en te wegen op het regeringsbeleid, moet de nationalistische Vlaamse partij, zoals alle parlementaristische partijen, rekening houden met de kiesintenties van de bevolking. Daarom surft ze vandaag op de kwestie van de veiligheid en van het latent racisme dat schuilt in de islamofobie. Ze verzet zich niet meer, zoals voorheen, tegen de privatisering van de intercommunale maatschappijen zoals blijkt uit haar oproep om de Chinese participatie in de energiesector te accepteren. Zo verliest ze haar onverzoenlijk nationalistisch imago.
De Vlaamse beweging is niet meer wat het oorspronkelijk geweest is… In 1900 schreef de socialist August Vermeylen de beroemde woorden “Wij willen Vlamingen zijn om Europeërs te worden” als richtlijn voor de culturele emancipatie van Vlaanderen. Vandaag kent het bestuur van de N-VA slecht de emancipatie van de ondernemerswinsten, een emancipatie die volgens haar verhinderd wordt door de PS. Zolang de PS deel uit maakt van de federale regering kan het antisociaal programma van Bart De Wever niet gerealiseerd worden zoals hij en zijn bazen van het VOKA, het netwerk van Vlaamse ondernemers, dat wensen.
Het ultieme doel van BDW is niet, zoals hij beweert, de “confederale” onafhankelijkheid van Vlaanderen, maar in de eerste plaats de vorming van een grote conservatieve partij in Vlaanderen, naar het beeld van de Britse Conservatives of de Beierse CSU. Maar wat houdt “confederalisme” in? Separatisme? Een onafhankelijk Vlaanderen? Het blijft onduidelijk.
Daarbij komt dat de ondernemers in Vlaanderen als maatschappelijke klasse niet gediend zijn met onafhankelijkheid. In een gesprek tussen Geert Bourgeois (N-VA) en Paul Magnette (PS), de minister – presidenten van Vlaanderen en Wallonië, heeft de eerste verklaard dat men het begrip “onafhankelijkheid” zoals die prijkt in de statuten van zijn partij juist moet begrijpen: “ De N-VA ziet die onafhankelijkheid niet in de negentiende-eeuwse zin van het woord. In de moderne naties sta je nooit meer helemaal op jezelf. Je bent altijd deel van een groter geheel. In België is er maar een oplossing: we moeten kiezen voor confederalisme met een gedeelde hoofdstad en maximale autonomie en verantwoordelijkheid voor Vlaanderen en Wallonië” (Knack, 23 sept. 2016). Maar zo begrijpt de Vlaamse Volksbeweging het niet, de vereniging waaruit de leidende kaders van de N-VA afkomstig zijn.
De VVB reageert
Het tijdelijk verzaken van het Vlaams-nationalistisch communautair programma om op federaal vlak de nadruk te leggen op een neoliberale politiek, met zijn veronderstelde positieve repercussies voor Vlaanderen, heeft een revolte gewekt in de VVB. In haar nationalistische kortzichtigheid schijnt deze beweging niet te begrijpen dat het noodzakelijk om op federaal vlak te ijveren voor maatregelen die tegemoet komen aan de verlangens van de ondernemers, zowel de Vlaamse, de Waalse als de Brusselse, die geconfronteerd worden met de dynamiek van de Europese markt, om niet te spreken van de wereldmarkt.
De “communautaire specialisten” van de N-VA, de kamerleden Hendrik Vuye en Veerle Wouters (“ik heb het Vlaams nationalisme in mijn DNA”) die het standpunt van de VVB verdedigen, werden reeds op een zijspoor gezet door ze onder te brengen in Objectief V, een denktank die zich moet bezighouden met de communautaire kwestie met het oog op een toekomstige grondwetsherziening. Bovendien werd Vuye als fractieleider in de Kamer vervangen door een luitenant van BDW, Peter De Roover, voormalig voorzitter van de VVB.
Deze laatste heeft in het openbaar de huidige voorzitter van de VVB, Bart De Valck, de les gespeld: “Wie zich vandaag wil voeden aan de ideeën van de Vlaamse Volksbeweging dreigt om te komen van de honger”. De Valck heeft deze sneer afkomstig van de partij die de door de VVB begeerde onafhankelijkheid moet realiseren, niet op prijs gesteld. Hij werd boos toen L’Echo BDW’s intenties bekend maakt en hij werd echt woedend met de tuchtmaatregelen tegen Hendrik Vuye en Veerle Wouters die het aangedurfd hadden kritiek te uiten op de voorzitter van de partij. Beiden hebben de N-VA ondertussen verlaten en zetelen voortaan als “onafhankelijken” in de Kamer.
De politieke commentatoren vragen zich af welke gevolgen of de “autoritaire” beslissing van BDW zal hebben voor de N-VA. Bart De Valck denkt dat de N-VA het “verraad” van BDW duur zal betalen. Volgens hem zijn vele kiezers ontgoocheld keren zij de N-VA de rug toe: “De N-VA zal met de broek op de knie¨£en staan” beweert hij in zijn “eigendommelijk” taalgebruik. Volgens de voorzitter van de VVB waren Vuye en Wouters de enigen die een inspanning leverden om te verhinderen dat de N-VA en partij zou worden zoals de andere, een partij van het Belgisch compromis.
Volgens hem heeft de N-VA geen strategie en is ze zich aan het omvormen tot een machtspartijen een partij van het systeem. Maar BDW heeft wel degelijk een strategie, ook al is het misschien niet de goede vanuit nationalistisch standpunt. Misschien koestert Bart De Valck illusies voor wat betreft de negatieve gevolgen op de partij. De toekomst zal het uitwijzen. Het is niet zeker of de VVB over de krachten beschikt, of de wil, op de N-VA grondig te destabiliseren.
Wat is de VVB?
De Vlaamse Volksbeweging zag het licht in 1956 als onafhankelijke en pluralistische drukkingsgroep onder het voorzitterschap van Maurits Coppieters, die zijn politieke carrière begonnen was in de Volksunie en die, tussen haakjes, in 1996 de op^richter was, samen met de socialist Norbert De Batselier van de Sienjaal – beweging met het oog op de bundeling van de progressieve krachten in Vlaanderen. Op het congres van de VVB in 1962 lanceerde de toekomstige premier Wilfried Martens de idee van federalisme in een unitair België. De beweging telt vandaag ca. 5000 leden verspreid over een honderdtal plaatselijke groepen en is uitgever van het tijdschrift Grondvest.
Zijn huidige voorzitter is afkomstig uit het Taal Aktie Komitee (TAK) een groepje dat zich specialiseerde in de actieve strijd voor de eerbiediging van de taalwetten en veel ging wandelen in de Voerstreek om de Vlaamse “eigenheid” van dit stukje land te bewijzen. Hij houdt er een taaltje op na dat sterk doet denken aan de taal van het uiterst-rechtse blad ’t Pallieterke en voor plezant moet doorgaan. We merken even op dat Gerolf Anneman, de dirigent van het Vlaams Belang, zijn carrière begon als journalist van dit weekblad dat nog steeds niet kan nalaten om zijn rancunes te uiten over de repressie tegen die met de Nazi’s collaboreerden, uiteraard uit “idealisme” voor de Vlaamse Zaak.
Maar er is meer. Zoals elke nationalistische beweging beweert de VVB de vertegenwoordiger te zijn van het “Vlaamse volk”, boven alle klassenverschillen en ideologische opvattingen heen. De eenheid van het volk is een mystiek lichaam. Met enige hypocrisie beweert Bart De Valck dat de VVB boven de politieke partijen staat en dat haar rol er in bestaat om de partijen (PVDA uitgezonderd) aan te sporen om zich in te zetten voor de onafhankelijkheid van het voorvaderlijke grondgebied.
Het is een oude traditie van het Vlaamse nationalisme om het volk onvoldoende bewust te vinden van zijn historische zending onder de volkeren, dat het zijn verleden heeft vergeten en dus niet voldoende nationalist is. Het is de taak van de zelfverklaarde nationalistische elite “het volk” daarvan bewust te maken, om het zijn werkelijke “ziel” terug te schenken.
Dit alles met, indien nodig, autoritaire middelen, zoals dat gebeurde tijdens de Duitse bezetting in 1940-1945 en dit alles natuurlijk uit “idealisme”. Maar voor alle duidelijk moet gezegd worden dat de VVB zeker geen fascistische beweging is en dat het politiek onproductief is om ze als zodanig aan te vallen, iets waartoe bepaalde onwetende Franstalige elementen geneigd zijn. Dit alles verhindert niet dat het nationalisme de “nationaliteiten” verdeeld en dit in het voordeel van de belangen van de leidende klassen. In ons geval de Vlaamse en de Franstalige bourgeoisie.
In zijn toespraak ter gelegenheid van het feest van de Vlaamse gemeenschap op 11 juli richtte Bart De Valck zich tot zijn “volksgenoten”. Na enig gewauwel over Zuid – Tyrol, Schotland, Catalonië en andere actuele onderwerpen, richtte hij zich tot de Vlaamse politieke partijen en vakbonden. “Vlaamse vakbonden: scheur u los van de Waalse collega’s. SP.A: verlaat het kaviaar socialisme en stap uit het bed van de PS. Open VLD: schuif niet op naar PVV. Groen: kijk over uw schouders. Jullie zijn de enige partij die zich tegen de rug van een conservatieve centralistische staat aanschurken. Vlaams Belang: speel het communautaire en staatsvormende volop uit en speel niet op de man, maar op de bal. N-VA: doe wat de Vlaamse kiezers van jullie verwachten; geef richting aan, informeer en wees duidelijk. De bal ligt in jullie kamp.”
In de schoot van de VVB leven twee specifieke beweging. Het internetjournaal Doorbraak begon als infoblad voor de Vlaamse beweging, hierin legde Wilfried Martens het federalisme op tafel. Daarnaast is er Meervoud dat zich voorstelt als links – nationalistisch en zich uitspreekt tegen het kapitaal en het neoliberalisme, terwijl het tegelijkertijd het nationale Vlaamse bewustzijn en de volkssoevereiniteit in de schoot van een Vlaamse staat wil versterken. Indien Meervoud enige historische banden heeft met de beweging van Mei 1968, dan moeten we ons toch de vraag stellen waarom een antikapitalistische beweging de N-VA kritiseert voor haar “verraad” van het nationalisme en niet voor haar gehechtheid aan het neoliberalisme. Het nationalisme is een gevangenis en zoals alle gevangenissen produceert het wat ze verondersteld wordt te bestrijden.
Een zieltogende Vlaamse beweging
De crisis die de N-VA treft is een teken van de crisis die het einde van de Vlaamse beweging als zodanig aankondigt. Ze heeft geen zin meer in een gefederaliseerde staat. Waarom blijven sommigen beweren dat ze die beweging vertegenwoordigen et dat haar emancipatorische taak niet volbracht is? Het gaat om een achterhoedegevecht dat nog enig leven wordt ingeblazen door nostalgie en oude rancunes.
De Vlaamse beweging zag het licht als culturele emancipatiebeweging in het midden van de 19de eeuw, een beweging voor de culturele autonomie van een volk in wording, de Vlamingen (onderwijs, rechtspraak, enz.). Na lange jaren taaie en moeilijke strijd tegen het Franstalige establishment werd deze autonomie verwezenlijkt, en zelf meer. In 1992 werd België een federale staat. Maar het feit dat de “Vlaamse beweging” nog meer autonomie bleef eisen, namelijk in verband met de zogenaamde “transferts naar Wallonië”, de eis voor een splitsing van de sociale zekerheid, enz., heeft te maken, niet met een gebrek aan vrijheid en autonomie, maar met ideologie, met een vals bewustzijn.
Welke Europese soevereine staat mag zich immers autonoom heten tegenover de macht van de wereldmarkt? De achterlijke ideologie die de overlevende Vlaamse beweging kenmerkt is ontstaan in het interbellum, in de jaren 1920-1930, die sterk getekend werden door een romantisch en reactionair nationalisme. Vol rancune over het onrecht dat hun grootouders en ouders werd aangedaan (waaronder de collaborerende kleintjes, terwijl de grote collaborateurs gespaard werden), kunnen ze zich niet losmaken van dit verleden.
Ze moeten dus een doel uitvinden om de blijvende noodzaak van een Vlaamse beweging te rechtvaardigen. En dat kan slechts de onafhankelijkheid van Vlaanderen zijn. De reden vindt men ook uit: Vlaanderen wordt beroofd door de Walen. Wanneer ze Catalonië of het Baskenland aanhalen dan maken ze verkeerde vergelijkingen. De oorsprong van dit nationalisme heeft andere oorzaken dan het Vlaamse nationalisme.
Sinds 1992 vragen diverse politieke commentatoren zich af wat de zin van de Vlaamse beweging nog kan zijn. Inderdaad, het dient vandaag enkel om illusies te onderhouden, los van de werkelijke sociale problemen van onze samenleving. De Vlaamse beweging is op sterven na dood. We hebben andere katten te geselen.