Nadat de Russische straaljager SU-24 op 24 november door een Turkse raket neergeschoten werd kunnen we met zekerheid bevestigen dat de Russische betrokkenheid in het Syrisch gewapend conflict een nieuwe dimensie gekregen heeft. Hoewel men er zich kon aan verwachten dat de ambities van Poetin vanaf het begin van de Russische militaire operaties in oktober in conflict zouden komen met die van Erdogan, heeft wat zich in de lucht boven het Turkem gebergte voorgedaan heeft op een brutale manier de twee landen op het pad van de openlijke confrontatie gezet.
De laatste jaren hebben tal van observatoren een hoop gemeenschappelijke kenmerken bespeurd bij het Russische en Turkse regime: de dictatoriale figuur van de “vader van de natie” die zich boven elk formeel politiek instituut hijst, de rechtstreekse loyaliteitsband tussen de machthebbers en de grote bedrijven waarbij deze laatste van waarbogen voorzien wordt, de staatscontrole van de media, populistische demagogie gestoeld op “spirituele waarden” en de strijd tegen verraderlijke complotten van binnenlandse en buitenlandse vijanden van de natie.
In parallel met hun evidente wederzijdse sympathieën waren de Russische en Turkse leiders verbonden door economische belangen: in 2015 was Turkije de vijfde grootste handelspartner van Rusland en de tweede grootste verbruiker van Russisch gas na Duitsland. De Turkse energetische afhankelijkheid ten aanzien van Rusland (ter hoogte van 60%) en het gemeenschappelijke gaspijpleidingproject “Turkish Stream” (die de bodem van de Zwarte Zee doorkruist) beletten Erdogan om de druk te doen stijgen. Zodoende, ondanks de geregelde waarschuwingen over een eventuele schending van het Turkse luchtruim door Russische vliegtuigen leken de relaties tot op het laatste moment prima te verlopen. Eind september, letterlijk aan de vooravond van de Russische gewapende interventie in Syrië, maakte president Erdogan tijdens de opening van een nieuwe overweldigende moskee een plechtige toespraak over de vriendschap met Rusland.
Het lijkt misschien paradoxaal maar het conflict dat zich vandaag afspeelt was voorbestemd door de bijzondere stijlkenmerken van Poetin en Erdogan. Dezelfde die hen voordien naar elkaar toe trok en die een overschatting van hun eigen rol in de geschiedenis combineert met een nationalistische, imperialistische retoriek en ambities in de buitenlandse politiek. Het argument dat door Turkije naar voor geschoven wordt over de “Turkmeense broeders” die ze beweert te beschermen in het noorden van Syrië is eigenaardig genoeg vergelijkbaar met de demagogie van Poetin over Oekraïne, dat deel uitmaakt van een etnisch en culturele “Russische wereld” die de grenzen van Rusland te buiten gaat.
De brutale manoeuvres en de geopolitieke avonturen van Poetin en Erdogan zijn verbonden aan een inwisseling van strategie voor tactiek, wat uitmondt in beslissingen met een aanzienlijke hoeveelheid zenuwoorlog en die een aantal voordelen kunnen bieden op korte termijn. Indien het neergeschoten Russische vliegtuig een provocatie was van Erdogan met de bedoeling Poetin een open conflict niet alleen met Turkije maar ook met de NAVO te doen vrezen, dan was het antwoord van Poetin een machtsvertoon als bewijs dat hij bereid is tot om het even welke ommezwaai van de situatie. Slechts drie dagen na het incident had Rusland reeds haar antwoord voorbereid: de Turkse arbeiders werden massaal van hun werkplaats verjaagd en vervolgd door de politie. In de grote steden werden Turkse cafés en culturele centra gesloten en een menigte van pro regeringactivisten zijn de Turkse ambassadeur stenen werpend te lijf gegaan. Gedurende de Poetin jaren werd het mechanisme waarbij in de samenleving een absoluut vijandbeeld gecreëerd wordt perfect bijgeschaafd: op dezelfde manier als toen gans Rusland in 2008 aangespoord werd om Georgiërs te haten, en Oekraïners in 2014, was het in november 2015 de beurt aan de Turken. De televisiezenders werden plots overrompeld met “analytische” programma’s waarin werd opgeroepen om Istamboel te bombarderen, en waarin de aan het Kremlin loyale Russische parlementairen zich in een wedstrijd anti-Turkse verklaringen wierpen.
Wat gevaarlijk is in deze zenuwoorlog in de vorm van impulsieve buitenlandse politiek is haar onvoorspelbaar karakter. Maar niemand binnen de Russische administratie voorziet een aanloop naar een gewapend conflict met Turkije (t.t. met de NAVO). Vandaag tracht ze enkel met haar kracht op te scheppen en Erdogan moreel te kraken teneinde hem te dwingen zich publiek te verontschuldigen en zijn ambities in het Syrische conflict te verminderen. Maar het regime van Erdogan, dat sterk te vergelijken is met dat van Poetin, is ook gebaseerd op de machistische superioriteit en het onvermogen om concessies te doen. Ondanks hun eigen rationele voorstellingen kan deze strijd voor “morele overmacht” tot veel serieuzere consequenties leiden.
In deze omstandigheden zijn de stemmen die zich zowel binnen de Russische als de Turkse samenleving laten horen tegen oorlogszuchtige avonturen van hun regeringen van fundamenteel belang.