“We zijn niet bereid ons te verontschuldigen Zionist te zijn.” Dat zei de Israëlische minister van Financiën, Yair Lapid, ter rechtvaardiging van de schaamteloze discriminatie tegen Arabieren in de nieuwe wet die vrijstelling van BTW biedt aan de kopers van een eerste huis. De verklaring van Lapid brengt ons terug naar 1975. Het jaar, waarin de Israëlische afgevaardigde in de Verenigde Naties, Yitzhak Herzog, tijdens de Algemene Vergadering de resolutie verscheurde die zionisme gelijkstelde aan racisme.
In 1991 nam de VN de resolutie van 1975 terug, maar het Israël van 2014, geleid door het driemanschap Netanyahu/Bennett/Lapid, bevestigt opnieuw dat het Zionisme een ideologie is die discrimineert op basis van ras, godsdienst en nationaliteit. Geheel in overeenstemming met de visie van Lapid dat ieder die het leger heeft gediend een beter en waardiger burger is. Wanneer we een dergelijke stelling van een hoogwaardigheidsbekleder van elk ander land zouden horen – van Eritrea tot Duitsland (waar Joden vrijgesteld zijn van militaire dienst) – dan kostte het Lapid en zijn medestanders weinig moeite om vast te stellen welk regiem daar aan de macht was.
Verplichte loyaliteit
De wet van Lapid kan niet los gezien worden van een andere wet, niet minder Zionistisch, die premier Netanyahu verdedigt: Israël als natiestaat van de Joden. Het lijkt erop dat de ‘koophuis wet’ materieel tegemoetkomt aan de wettelijke bepaling van Netanyahu dat het Joodse karakter van Israël prioriteit heeft ten opzichte van democratie en gelijkwaardigheid. Daarmee is onmiddellijk duidelijk dat de redenering van minister Lapid niets meer is dan een doorzichtig excuus om een politiek van discriminatie te promoten. Maar hoe kan iemand loyaliteit van een burger eisen die ‘bij wet’ een tweederangs positie inneemt vanwege zijn of haar nationale/religieuze achtergrond? Hoe kan een jonge Arabier, die het leger diende, in een Joodse nederzetting wonen, wanneer de premier dit via wetgeving voorkomt en zo tracht te vermijden dat opnieuw een Arabische familie het rekest bij het hoger gerechtshof zal winnen over het verblijf in de Joodse stad Qazir?
In zijn streven de discriminatie ten opzichte van de Arabieren te verdoezelen, brengt Lapid de ultraorthodoxe Haredim en de Arabieren onder één noemer. Hoewel de Haredim geen Zionisten zijn, wel beslist Joods, is Israël inderdaad hun staat en hebben zij een geweldige politieke macht. Dit in tegenstelling tot de Arabieren, ook al zijn ze in de huidige Knesset (parlement) met tien leden vertegenwoordigd. De eis van Lapid dat de ultraorthodoxen onder de dienstplicht vallen, is geen doel op zich, maar een poging hen uit de Talmoed school naar de arbeidsmarkt te krijgen. De minister wil hen aan het werk zetten, omdat ze een economische last en een barrière naar economische groei vormen.
De Arabieren bevinden zich in een totaal andere situatie. Economische overwegingen spelen geen rol, omdat zij al actief zijn op de arbeidsmarkt (met name de mannen; van de vrouwen werkt slechts 20 procent buitenshuis) en geen staatssteun ontvangen voor koran studie. Ze zijn verplicht hun loyaliteit om te zetten van de Arabische bevolking naar de Joodse natie (omdat het hoger gerechtshof heeft bepaald dat er geen Israëlische natie is). Op dezelfde manier als de (Joodse) Maranen in Spanje gedwongen waren zich tot het Christendom te bekeren om verbanning te ontwijken.
Dienstplicht en rechten
Nu zullen we het gehuil horen van het liberale establishment, zoals de journalisten Yaron London en Razi Barkai die ervan houden Arabieren lastig te vallen met arrogante vragen vol valstrikken:
“Waarom weiger je dienst te nemen? Is het waar dat je het leger niet in kan, wat is er fout aan om vrijwillig ouderen te helpen of de Arabische bevolking in een ziekenhuis te verzorgen?”
De geïnterviewden voelen zich hoogst ongemakkelijk als zij proberen uit te leggen dat het burgerschap niet afhankelijk moet zijn van verplichtingen aan de staat. We hebben immers recht op een woning, op onderwijs en gezondheidszorg, ook als we niet in het leger zitten. Uri Shani, speciaal adviseur van het “woonkabinet”, gaf een eigen visie op deze kwestie: “Wonen is in toenemende mate onmogelijk voor een hele generatie die de militaire dienstplicht vervult en belasting betaalt. Gedurende die tijd van drie jaar beschikken de Arabieren en ultraorthodoxen over de gelegenheid te werken en te verdienen.” Met andere woorden, Arabieren hebben drie jaar voordeel boven Joden die hun leven in het leger riskeren. Maar ook deze stelling is vals.
Geen gelijkwaardig burgerschap
Volgens een onderzoek van de hoogleraren Zvi Eckstein en Momi Dahan is 40 procent van de Arabische jongeren van 18 tot 22 jaar werkloos. “De combinatie van de indrukwekkende groei van het aantal studerende, jonge Arabieren en de relatieve stabiliteit van het aantal Arabische werklozen in de leeftijdscategorie 18-22 komt tot uitdrukking in de scherpe overgang van studie naar inactiviteit.” Onderzoeker Dahan: “Op de leeftijd van 17 jaar is het verschil tussen het aantal inactieve (= werkloze) Joodse en Arabische jongeren zo’n 10 procent. Een verdubbeling van dit verschil treedt op bij 18 jaar en dat blijft zo bij de groepen van 19 tot 22 jaar.” (Caesarea Forum, 2011) De meeste Arabische jongeren in die leeftijden werken niet, omdat er voor hen te weinig arbeidsplaatsen beschikbaar zijn. Wanneer zij werk weten te vinden, in de industrie of de bouw, verdienen ze het minimumloon dat hen op de armoedegrens houdt.
Deze woorden van professor Dahan zijn een gedeeltelijk antwoord op de liberalen London en Barkai. Vrijwilligerswerk is een voorrecht van de ‘verzadigden’. Honger staat dat door werk niet toe, een inkomen is noodzakelijk; daarom is de voorgestelde militaire dienstplicht bedrieglijk. De Arabische burger weet heel goed dat in de Joodse staat van Netanyahu – gecontroleerd door de Zionistische ideologie waarop minister Lapid zo trots is – niet de mogelijkheid geeft een gelijkwaardig burger te zijn. Zelfs niet in het leger of als vrijwilliger.
De regering discrimineert Arabieren financieel op het lokale niveau. De middelen voor gemeentelijke dienstverlening zijn voor Arabieren ongeveer 60 procent lager dan voor de Joodse bevolking en het onderwijs ontvangt 35 procent minder. Bovendien is slechts 8 procent van de ambtenaren in de ministeries Arabisch en zijn sinds de vorming van de staat ongeveer zevenhonderd nieuwe steden opgezet voor Joden en niet één voor Arabieren. Dit alles rechtvaardigt de woorden van publicist Meirav Arlosoroff: “Er is geen behoefte de Joodse meerderheid die in het leger dient, enige voorrang te geven, zij ontvangt die al.” (The Marker, 15 mei 2014)
Tweederangsburgers
Lapid gooit zaken door elkaar. Discriminatie van Arabieren is een wezenlijke kenmerk van het karakter van de Joodse staat. Gedurende zestig jaar heeft de staat er alles aan gedaan om een kloof te vormen tussen Arabieren en Joden. Vandaag, na onderwerping van generaties Arabieren aan deze discriminatie, heeft Lapid besloten goed burgerschap aan gradaties te onderwerpen. Zou de regering haar koers wijzigen, werkgelegenheid en industriële zones in de Arabische steden scheppen, investeringen in het onderwijs en de lokale overheid verhogen en de levensstandaard van de Arabische burgers verbeteren – dan zou zonder twijfel de nationale dienstplicht voordelen bieden.
Maar Arabieren gelijke rechten geven, is ideologisch verboden en botst met het Joodse karakter van de staat. Daarom zijn de wetten ingevoerd – van de natiestaat, van het wonen en van de loyaliteit – zij geven formeel uitdrukking aan een verwrongen realiteit waarin de Arabieren tweederangs burgers zijn.
Lapid en zijn partij Yesh Atid (“Er is een toekomst”, in 2012 opgericht) zijn partners in een extreem rechtse regering die de gesprekken met de Palestijnen heeft afgebroken, de nederzettingen uitbreidt en de bezetting van de Westelijke Jordaanoever intensiveert. Zijn deelname aan deze regering is niet toevallig, zoals ook zijn racistische belediging van een Palestijns parlementslid geen vergissing was.
Yair Lapid staat in de voetstappen van zijn racistische vader Tommy en schaamt zich daar niet voor. Racisme is een hoog geëerde waarde geworden…
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Tlaxcala . Nederlandse vertaling: redactie Solidariteit.
fotomontage : SAP