De recente studentenopstand was een keerpunt in Zuid-Afrika. Het begon in Kaapstad met de eis van verwijdering van het standbeeld van Cecil Rhodes – het symbool van de blanke overheersing – van de universiteitscampus. Vervolgens breidde de acties tegen de aangekondigde verhoging van het collegegeld en voor het weer in dienst nemen van de mensen die nu als flexwerkers voor onderaannemers werken zich over het hele land uit.
De beweging kan op zich tevreden zijn. De regering zegde toe af te zien van de verhoging van het collegegeld en zich in te zetten voor een beleid van vermindering van onder-aanneming. Studenten zijn dus voor het eerst in staat geweest om het bezuinigingsbeleid van de machthebbers op een dergelijke schaal en door een nationale beweging terug te dringen.
Deze mobilisatie kan niet anders dan tot andere debatten leiden: een debat over het vele geweld en de arrestaties door de politie, een debat over de voortzetting van de staking om uiteindelijk gratis onderwijs te krijgen. Het is niet onbelangrijk dat het allemaal is begonnen met de zaak van het standbeeld van Rhodes. De universiteit nam 20 jaar geleden voor het eerst massaal zwarte studenten aan. Die kennen niet anders dan het nieuwe regime. Deze studenten, die nu de overgrote meerderheid van de beroepsbevolking vormen, hebben opnieuw het punt ter tafel gebracht dat de omstandigheden op de universiteit het zelfde zijn als in de tijd van de apartheid, als het gaat om de kosten voor gezinnen, maar ook waar het gaat om de controle op de instelling. Er zijn bijvoorbeeld maar vijf zwarte hoogleraren op meer dan 250 professoren aan de universiteit van Kaapstad. Er werd dan ook al snel een verband gelegd tussen de aanklacht tegen het collegegeld en de eis om de rassenscheiding in de instelling op te heffen.
Rassenscheiding en kapitalisme
Zuid-Afrika is een buitengewoon gepolitiseerd land. De actievoerende studenten voelden zich verbonden met de studentenopstand van 1977, en dat onderstreept de noodzaak van continuïteit met de anti-apartheidsstrijd van vorige generaties. Want alle sociale bewegingen sinds de institutionele verandering in 1994 zijn gebaseerd op een aanklacht tegen de nog steeds voortdurende uitbuitingsrelaties. Een economie gedomineerd door een blanke burgerij en in essentie zwarte uitgebuite klassen waarvan sommigen in extreem armoedige omstandigheden leven, bestaat nog steeds.
De bijeenkomsten op de campussen hebben de extreme verslechtering aangetoond van de situatie van deze zwarte arbeiders, vrouwen en mannen, die voor hongerlonen werken op plaatsen die symbool zijn van de geschiedenis van de blanke overheersing. Maar de studenten waren in staat om de kloof met deze werknemers te overbruggen.
Deze studentenopstand betekent een volgende stap in de politisering van de politieke situatie. Het doet het idee herleven dat de strijd tegen apartheid in 1994 nog niet voorbij was.
Het is een hervatting van de anti-apartheidsstrijd waarvan we, tegen een achtergrond van bijna constante sociale confrontaties, getuige zijn. Volgens de politie liepen in 2014 ongeveer 2300 demonstraties uit op ‘geweld’. Naast de krachtige studentenmobilisatie, zijn er op z’n minst twee andere grote breuken, namelijk het bloedbad van 34 stakende mijnwerkers in Marikana in augustus 2012 en de uittrede in 2013 van de metaalarbeidersbond NUMSA uit de federatie COSATU – die nog steeds de onwankelbare steunpilaar van het ANC-regime en de Communistische Partij is.
De overwinning van de studenten was zonder twijfel de ontbrekende schakel voor een versnelling van politieke- en vakbondsreorganisaties. Maar met enorme uitdagingen.
Dit nieuwe radicalisme bevestigt de complexe combinatie van etnische-, nationale- en sociale kwesties. De anti-kapitalistische beweging in Zuid-Afrika kan deze nauwe en diepgaande relatie niet gewoon negeren. De beroemde Zuid-Afrikaanse ‘regenboog’ van Nelson Mandela heeft nooit bestaan. Degenen aan de top zijn blank en die eronder zijn dat niet; tussen die twee beheert de corrupte bureaucratie van ANC en CP (Communistische Partij) zowel de instellingen als bedrijven.
Maar de combinatie van sociale en democratische eisen is nooit gemakkelijk. Arbitrair, maar ook een kwestie van sociale basis en van sectoren in de strijd. Zuid-Afrikaanse politieke bewegingen bestrijken een breed scala dat gaat van stalinistische, communistische beweringen tot erg arbeideristische zwarte culturele en nationalistische stromingen.
Concurrentie om een nieuwe politieke kracht
In deze fase van wederopbouw van de politieke en sociale bewegingen, domineren twee grote spelers het schaakbord en beide hebben de ambitie om de leiding te nemen.
De eerste bestaat uit de leiding van NUMSA. Haar breuk met de regerende coalitie en met haar vakcentrale vond plaats op basis van de vaststelling van een systematisch verraad van de strijd en wijdverbreide corruptie. Maar deze leiding is volledig gevormd door de opvattingen van de Communistische Partij. Haar breuk met het regime is nog niet verbonden met een echte heroverweging van de relatie tussen de partij en de massabeweging. Sinds de splitsing heeft deze vakbondsleiding een drievoudige uitdaging geformuleerd, namelijk de wederopbouw van een nieuwe vakcentrale, de geboorte van een grote gezamenlijke sociale beweging (Verenigd Front), het lanceren van een beweging ‘voor het socialisme’ en het openen van een debat over de arbeiderspartij. Dat is wel veel voor een leiding die beperkt is, die ‘marxistisch-leninistisch’ heet te zijn en die het ongewone idee verdedigt dat NUMSA zelf – ondanks haar massakarakter (340.000 leden) – een marxistisch-leninistische vakbond is. De NUMSA begint te beseffen dat haar idee van vier Matroesjka’s niet vanzelfsprekend is. Onder druk van de leden zijn er een paar nuances aangebracht. Het idee is nu om elke schakel te ‘hegemoniseren’ om zo de leiding van de arbeidersklasse te vormen. Een soort continuüm tussen vakbonden, sociale bewegingen en arbeiderspartij.
De andere kracht wordt gevormd door de EFF (Economical Freedom Fighters) die is ontstaan door de uitsluiting in 2012 van de leider van de jeugdbeweging van het ANC, Julius Malema. Met zijn kameraden, heeft hij slim op twee zaken ingespeeld: de veroordeling van corruptie (startpunt van de uitsluiting) en de jeugd.
Als uitstekende communicatoren gebruiken ze de trots van verbondenheid (een baret en een rood T-shirt voor alle activisten) en ze benutten hun jonge parlementsfractie om het geweld van de politie en de uitvluchten aan te klagen. Tijdens de studentenopstand organiseerden ze een mars van 20 km langs alle symbolische plaatsen van de politieke- en economische macht, waarmee ze bijna 50.000 mensen mobiliseerden. Ook zij willen zich laten gelden als de leidende partij en ze benadrukken dat zij de grootste politieke partij ooit op het continent hebben gebouwd… Op deze ietwat gedurfde basis zeggen ze het debat met anderen, onder meer met de leiding van NUMSA, aan te willen gaan. De programmatische teksten van de EFF hebben verschillende facetten. Door het nadrukkelijk mengen van marxisme-leninisme en ‘fanonisme’ laten ze niet veel meer dan slogans zien. Zo kunnen we in dit land niet volstaan met het aankondigen van: ‘de onteigening van grond zonder compensatie en egalitaire herverdeling’. Omdat het duidelijk is dat we een oplossing voor de extreme armoede van de zwarte bevolking op het platteland en de migratie naar de steden moeten bieden, kan het antwoord niet alleen maar de versnippering van de blanke landgoederen zijn. Over dit soort kwesties suggereert de ideologie van de EFF een socialisme dat soms doet denken aan het Afrikaanse ‘marxisme’ van de jaren ’80 in bijvoorbeeld Mozambique en Angola. Maar voor nu oogsten Joseph Malema en zijn partij belangrijke successen, die bijdragen aan de politisering van de jeugd en laten zien dat ze in staat zijn het ANC te destabiliseren.
Deze veranderingen roepen uiteraard hoge verwachtingen op. Maar er is nog veel werk te verzetten. Je kan vraagtekens zetten bij de haalbaarheid van het project van NUMSA en bij de EFF kan je enkele grijze gebieden rond het interne functioneren zien. Het proces van wederopbouw staat nog maar in de kinderschoenen. Vooral omdat er in het land nog steeds veel geweld voorkomt in alle mogelijke vormen, zoals blijkt uit de xenofobe onlusten in de townships tegen de arbeiders en handelaren uit andere Afrikaanse landen. Bovendien heeft het ANC nog steeds een massale basis in landelijke gebieden, waarbij ze gebruik maken van stamhoofden, waardoor er veel ruimte is om te manoeuvreren, maar ook voor intimidatie.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Ensemble. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.