Als men het zou willen geloven, heeft de Europese Unie (EU) de lessen getrokken uit de bankencrisis. Een rampscenario zoals we het sinds 2008 kenden, zou niet meer mogelijk zijn, want nu hebben we een “bankenunie”. Banken zullen nauwkeurig in het oog gehouden worden door de Europese Centrale Bank (ECB). Maar waar er eerst sprake was van het centrale toezicht op 8000 banken, krompen de ambities en het gaat nu over 130 grote banken.
De ECB zal ook kunnen beslissen dat een bank niet meer leefbaar is en moet ontmanteld worden. Nu kost ontmantelen geld, heel veel geld soms; bij de voorbije (?) crisis moesten overheden daarvoor opdraaien (cfr. Dexia), wat een deel van de enorme toename van de overheidsschuld verklaart. Om zulks in de toekomst te vermijden, werd beslist een “afwikkelingsfonds” (resolution fund) op te richten. Met het afwikkelingsfonds zou er een einde komen aan de “dodelijke omarming van private en publieke schuld”.
Over het principe werd op 20 maart een politiek akkoord bereikt tussen onderhandelaars van Europese Commissie, Europees Parlement en Raad; de echte goedkeuring moet nog volgen. Sociaal-democratisch leider en europarlementsvoorzitter Schulz sprak van een “enorm success”. Volgens de Nederlandse minister van financiën Dijsselbloem – ook voorzitter van de eurogroep – zullen belastingbetalers voortaan niet meer moeten opdraaien voor de misstappen van de banken.
Begint de EU dan eindelijk de les geleerd te hebben ? Die indruk wordt inderdaad gegeven op verkiezingsdebatten en in de partijpropaganda. Nochtans is de realiteit veel minder geruststellend. Het afwikkelingsfonds zal 55 miljard euro groot zijn, een som die door de banken moet bijeengebracht worden. Maar voor de afwikkeling van Dexia alleen al was er 5,5 miljard euro vers geld voorzien, en 85 miljard (!) waarborgen door de Belgische, Franse en Luxemburgse staat. Dat zegt veel over de toereikendheid van het geplande afwikkelingsfonds.
Bovendien wil men de banken niet schofferen door vlugge actie te eisen: de 55 miljard moeten pas binnen acht jaar volledig ter beschikking zijn. Een bijdrage vragen van de banken om tussen te komen bij hun eigen roekeloos gedrag is nu eenmaal iets anders dan een loonstop (of erger) opleggen aan wie geen schuld heeft aan de financiële crisis. Het afwikkelingsfonds zal in geval van nood ook geen bijkomende middelen kunnen lenen bij het Europees hulpfonds (ESM).
Oordeel van de bekende economist Paul De Grauwe: “Het sluitstuk van een bankenunie is een autoriteit met financiële slagkracht. Die is er niet, bijgevolg is er ook geen bankenunie.” En om de vinger op de wonde te leggen voorspelt De Grauwe: “Als er terug een bankencrisis komt, zal het niet anders zijn dan in 2008, en elk land zal er alleen voor staan.”
Een derde element van de bankenunie (naast het toezicht en het afwikkelingsfonds) is een regeling voor de depositogarantie (waarbij een spaarder de garantie krijgt op terugbetaling van zijn spaargeld tot 100.000 €, ook al gaat de bank op de fles). In december 2013 werd hierover een akkoord bereikt tussen Raad en Europees Parlement, en als men sommigen moet geloven zou daarmee een eind komen aan het enorme risico dat overheden lopen in het geval van een grote bankencrisis. De banken in elk land zullen immers zelf een fonds moeten spijzen dat zal instaan voor de depositogarantie. Maar … het fonds zal slechts 0,8% van de som van de deposito’s dekken (0,5% in landen met weinig banken), en moet pas binnen 10 jaar volgestort zijn.
Voor een uitgebreidere analyse van de bankenunie verwijzen we naar de studie van Corporate Europe Observatory, Een unie voor grote banken.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Ander Europa.