Momenteel wordt het nieuws over de Europese Unie (EU) beheerst door de kwestie van de samenstelling van de nieuwe Europese Commissie (EC). Jean-Claude Juncker, Luxemburgse christen-democraat, ex-premier van het Groothertogdom en gewezen voorzitter van de Eurogroep, wordt de voorzitter, dat staat vast. Zijn ploeg moet vanaf 1 november het roer overnemen van de Commissie Barroso.
De 27 commissarissen waarover Juncker zal beschikken werden door de lidstaten aangeduid; het is aan Juncker om hun bevoegdheden toe te kennen. Er is al een en ander te doen geweest over Junckers keuze, zoals de bevoegdheid voor de Britse kandidaat Lord Hill, een gewezen lobbyist in de City die voor de stabiliteit van de financiële diensten in Europa zou moeten gaan instaan. Of de Spaanse Miguel Arias Cañete, wiens familievermogen op olie drijft en die voor klimaat en energie zou gaan instaan. De Belgische kandidate Marianne Thyssen daarentegen wordt begroet als het ‘sociale gelaat van Europa’ , waaraan ze via haar bevoegdheden (werk, sociale zaken, vaardigheden en arbeidsmobiliteit) uitdrukking zou gaan geven. Aan de hoorzittingen, waarbij de kandidaat-commissarissen door leden van het Europees Parlement worden ondervraagd, wordt een buitengewoon mediatiek belang gehecht. Toegegeven, het is gemakkelijker om te rapporteren over de vlotheid, de dossierkennis of het taalgebruik van een toekomstige commissaris, dan de lezer een idee te geven van het politieke systeem waarin deze zal functioneren. Maar dat laatste is duizend maal belangrijker dan de presentatievaardigheden van de commissaris.
Detachering als case, pesticiden als anti-case
Nemen we het concrete voorbeeld van Marianne Thyssen en het concrete dossier van de ‘detachering’. Ter herinnering: detachering betekent dat een werknemer tijdelijk door zijn werkgever grensoverschrijdend tewerkgesteld wordt. Een Roemeense of Portugese bouwvakker wordt bijvoorbeeld ingezet op een werf in Brussel. Een Europese richtlijn van 1996 moet er dan voor zorgen dat er geen ‘sociale dumping’ plaats heeft, door de bepaling dat de wettelijke voorwaarden van het gastland van toepassing zijn. De Roemeense arbeider moet dus aan Belgische voorwaarden werken. Maar die ‘ Belgische voorwaarden’ worden Europees, d.w.z. zeer minimaal geïnterpreteerd. De gedetacheerde werknemer heeft recht op het minimumloon [i], en op de in België geldende werk- en rusttijden. De sociale zekerheidsbijdragen moeten in het land van oorsprong betaald worden volgens de daar geldende regeling.
Zelfs indien de uitzendende werkgever deze wetgeving nauwgezet opvolgt, gaat er natuurlijk al een neerwaartse druk uit op de werkvoorwaarden voor de arbeiders van het gastland. Belgische werkgevers moeten maar verwijzen naar de minimumvoorwaarden waaraan Roemenen, Polen of Portugezen werken om hun Belgische werknemers tot meer ‘realisme’ aan te zetten. Maar in de praktijk wordt er vaak aan veel minimalere voorwaarden gewerkt. Het minimumloon wordt niet betaald, werktijden worden niet gerespecteerd, sociale bijdragen worden niet of onvoldoende betaald in het oorsprongland, er wordt dus gewoonweg gefraudeerd. Indien de Belgische arbeidsinspectie al iets onderneemt, is het natuurlijk niet eenvoudig na te gaan of de sociale bijdragen wel degelijk betaald worden in het oorsprongland. Maar een werkgever kan zich het leven nog eenvoudiger maken: indien een werknemer voorgesteld wordt als een zelfstandige, is de detacheringsrichtlijn helemaal niet van toepassing. En wie zal het kluwen ontwarren bij onderaanneming, of onderaanneming bij een onderaannemer?
De kritiek was zo alomtegenwoordig dat zelfs de Commissie Barroso zich verplicht zag iets te doen in het kader van de “strijd tegen de sociale dumping”. Aan de detacheringsrichtlijn van 1996 werd daarom in het voorbije voorjaar, na obscuur overleg in zgn. trialoog [ii], een ‘handhavingsrichtlijn’ toegevoegd, maar deze wordt door vakbonden[iii] totaal ondermaats bevonden. Zo is er bv. een nauw omschreven (‘limitatieve’) lijst van wat er mag gecontroleerd worden, en enkel voor de bouwsector is er een schuchter initiatief voor fraude bij onderaanneming. Kathleen Van Brempt, Europees parlementslid voor de sp.a, schrijft van haar kant [iv] dat de Europese sociaal-democraten willen dat de detacheringsrichtlijn in de eerste honderd dagen van de volgende legislatuur radicaal herzien wordt [dus tegen februari 2015].
De handhavingsrichtlijn is dus ontoereikend, en bovendien kan het nog twee jaar duren alvorens de lidstaten ze in nationale wetgeving omgezet hebben. En hier komt een erg relevant stukje Europese oriëntatie op de proppen. In België werd door toedoen van staatssecretaris voor fraudebestrijding John Crombez (sp.a) begin 2013 een ‘antimisbruikwet’ ingevoerd. Wanneer de arbeidsinspectie een vermoeden van sociale fraude heeft, kan ze eisen dat er sociale zekerheid in België betaald wordt. Maar ho, dat is buiten de Europese vrijheden gerekend! In de EU is er een “zero-tolerance is voor elke beperking van het vrij verkeer van diensten“, zoals een ambtenaar van de Commissie het eens uitdrukte [v]. Crombez’ antimisbruikwet werd zopas door de Europese Commissie teruggefloten, en België kreeg van eurocommissaris László Andor twee maanden de tijd om het ‘misbruik’ van haar antimisbruikwet ongedaan te maken [vi]. Pittig detail: Andor en Crombez zijn beide leden van de Europese Socialistische Partij.
Het wordt nog relevanter als we dit kordaat optreden van de Commissie vergelijken met het geval van een ander stukje Europese wetgeving, de ‘pesticidenverordening’ van 2009. Deze verplicht pesticidenproducenten alle relevante wetenschappelijke studies over de mogelijke schadelijkheid van hun product te betrekken in de aanvraag tot toelating. Wat blijkt uit een kleine steekproef [vii] ? Niet alleen dat producenten daar hun laars aan vegen, maar ook dat de Commissie geen enkel initiatief nam voor de handhaving van de pesticidenverordening… Hier geen zero tolerance dus voor een inbreuk op een veilige leefomgeving. En we spreken niet eens over de handhaving van de menselijke waardigheid van bijvoorbeeld de Grieken. De ‘menselijke waardigheid’ wordt weliswaar met de nodige bombarie beleden als Europese grondwaarde in de verdragen, maar concrete richtlijnen en verordeningen ontbreken.
De Europese Unie: een politiek level playing field?
Dit soort voorbeelden en vergelijkingen zou honderdvoudig kunnen herhaald worden. Wat hieruit blijkt is dit: de Europese instellingen (niet alleen Raad, Commissie, Parlement, maar ook de verdragen, verordeningen, richtlijnen, jurisdictie, formele en informele procedures, …) zijn geen neutraal speelveld (het level playing field in het economistenjargon) waarbinnen zowel een links als een rechts spel kan gespeeld worden, afhankelijk van de spelers. In tegenstelling tot wat Francine Mestrum beweert [viii] heeft de Europese Unie wel degelijk een ‘DNA’, een ingebakken liberaal genetisch materiaal, de ‘vier vrijheden’ van het Verdrag van Rome. Het fenotype kwam geleidelijk tot uiting, om definitief zijn neoliberale gestalte aan te nemen vanaf het midden van de jaren ’80 onder de twee opeenvolgende Commissies Delors (Eenheidsakte, Verdrag van Maastricht, vrije kapitaalsbeweging, met later het Stabiliteitspact, de euro etc.). Het belang van deze discussie is dat het niet alleen gaat om een verschil in appreciatie of interpretatie van verdragen en dergelijke; het gaat ook om de perspectieven voor sociale bewegingen die een ander, sociaal, progressief (en voor een deel van hen: socialistisch) Europa willen. Indien de EU een neutraal bouwsel was, waarvan de kamers momenteel vooral door rechtse krachten gevuld zijn, maar eens door linksere bewoners bevolkt een socialer, progressiever of zelfs socialistisch beleid kunnen invoeren, dan zou het inderdaad een zinvolle strategie zijn die Europese instellingen te veroveren door “allianties met onze parlementsleden”, dan zou men er kunnen inkomen dat “de kortste weg naar een sociaal Europa het huidige Europa is” [ix].
De EU is echter geen neutrale, maar een partizaan-neoliberale instelling; het volstaat het Verdrag van Lissabon – de ‘grondwet van de Unie’ – erop na te slaan. Terwijl de burgerlijk-democratische grondwetten zoals we die in de lidstaten kennen in principe ruimte bieden voor heel uiteenlopende vormen van sociaal-economisch beleid, laat het Verdrag van Lissabon alleen een uiterst liberaal, sterk marktgericht concurrentiebeleid toe, waarvan vele aspecten tot in minutieus detail (tot op het niveau van de genen) vastgelegd zijn. Of men het een leuk perspectief vindt of niet, een ander, sociaal, progressief – laat staan socialistisch – Europa is onmogelijk binnen de krijtlijnen van de EU. Dit roept de aartsmoeilijke vraag op welke strategie links dan wel moet volgen, maar ontdaan van de illusie van een ‘neutrale EU’ sukkelen we toch al niet in het doodlopend straatje van de “allianties met onze parlementsleden” [x].
Nieuwe Commissie, oude antipolitiek
Komen we terug naar de Commissie Juncker in wording. Wie bovenstaande analyse volgt, kan slechts een beperkt belang hechten aan de commotie rond de keuze van de nieuwe commissarissen. Het mediagebeuren daarrond wil de ‘harde hoorzittingen’ laten doorgaan voor het summum van democratie (“waar de nationale politiek nog een puntje kan aan zuigen”), terwijl enkele elementaire vaststellingen aantonen dat er hier van democratie geen sprake is. Zo krijgt dit kransje van 28 personaliteiten het monopolie om nieuwe wetgeving te initiëren in de Europese Unie; zelfs de hardste hoorzitting kan de verkiezing van de wetgevende macht door de burgers niet vervangen. Voorts is dit kransje van 28 personaliteiten ertoe gehouden om een liberaal beleid op te leggen vastgelegd in verdragen die nooit door de burgers goedgekeurd zijn. Sterker: het Verdrag van Lissabon is slechts een andere naam voor de ‘Europese grondwet’ die in 2005 door Fransen en Nederlanders verworpen werd ! Het is ook dit kransje dat oordeelt of een ‘Europees burgerinitiatief’ (petitie) geoorloofd is, en desgevallend of er rekening moet mee gehouden worden.
In die omstandigheden wordt democratie als een strijd in de publieke arena vervangen door een robbertje vechten om partijpolitieke belangen. Jullie sociaal-democraten durven onze Spaanse christen-democratische collega Cañete lastigvallen? Dan doen wij hetzelfde met jullie Moscovici. Ook de verhoogde toon waarmee sociaal-democraten nu een onvoldoende geven aan de handhavingsrichtlijn rond detachering is niet vreemd aan de nieuwe postenverdeling: de bevoegdheid hierover gaat over van de sociaal-democraat László Andor naar de christen-democrate Marianne Thyssen. Zoals hoger vermeld willen de sociaal-democraten een “radicale herziening van de handhavingsrichtlijn in de eerste honderd dagen van de nieuwe legislatuur”. Deze eis vinden we ook terug, naast een reeks andere lovenswaardige eisen als een Europees minimumloon, in het Memorandum voor Marianne Thyssen, opgesteld door de sociaal-democratische Vlaamse denktank Metis. Prima! Alleen is het merkwaardig dat kameraad László Andor dit blijkbaar in de voorbije vijf jaar niet voor mekaar gekregen heeft, en dat men dit nu wel verwacht van Thyssen, een ex-gediende van de ondernemersorganisatie UNIZO. De vraag is trouwens wat László Andor eigenlijk wou voor mekaar krijgen. Bij de onderhandelingen over de handhavingsrichtlijn over detachering vond een onderhandelaar de aanpassingen toch wel erg ondermaats. Waarop Andor antwoordde: “Maar deze richtlijn werd net opgesteld om goedkope arbeidskracht aan te bieden! U wilt het kind toch niet ombrengen !” [xi].
Noten:
[i] Collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) moeten in principe gerespecteerd worden, voor zover ze ‘algemeen bindend’ zijn. Maar in Duitsland bijvoorbeeld worden CAO’s afgesloten per deelstaat, en zijn dus niet in heel Duitsland bindend. Het Europees Hof van Justitie oordeelde daarom dat dergelijke CAO’s niet van toepassing zijn op de gedetacheerde arbeiders.
[ii] Zie Le Monde Diplomatique, april 2014, Pierre Souchon, Une directive trop cruciale pour être débattue publiquement .
[iii] Zie bv. de verklaring van de Algemene Centrale van het ABVV, 2 mei 2014, De gestemde handhavingsrichtlijn is ontoereikend.
[iv] Kathleen Van Brempt, website 16 april 2014, Europees parlement verstrengt controles op sociale dumping, maar pakt dumpingpraktijken onvoldoende aan.
[v] De Tijd, 13 juli 2013
[vi] De redactie.be, 25 september 2014, België pakt sociale fraude verkeerd aan.
[vii] Zie Ander Europa, Pesticidenverordening: burgers beschermen … of winsten?
[viii] Francine Mestrum, Eindelijk! Een debat over het beleid van de Europese Unie! Uitpers, 14 juni 2012
[ix] Francine Mestrum, Europese verkiezingen: wat nu ? Vrede, 2 mei 2009. Zie ook Had Thatcher gelijk? De Wereld Morgen, 22 juli 2014.
[x] Iets helemaal anders is het wanneer sociale bewegingen politici en partijen betrekken in campagnes. Europees Unitair Links (GUE) en de Europese Groenen zijn tegen het EU-USA vrijhandelsverdrag (TTIP); het is evident dat deze troef moet uitgespeeld worden door vakbonden en bewegingen die strijd voeren tegen TTIP. En het is ook maar een schijnbare contradictie dat partijen die niet geloven in de hervormbaarheid van de EU wel deelnemen aan Europese verkiezingen.
[xi] Geciteerd in Pierre Souchon, Une directive trop cruciale pour être débattue publiquement, Le Monde Diplomatique, april 2014.
Dit artikel verscheen eerder op andereuropa.be