Met het nieuwe bezuinigingsakkoord in Griekenland toont het Europese project haar ware gezicht. Het Europa van de banken en multinationals is niet in ons belang. Afgelopen week verdedigde Tsipras in het parlement een nieuw bezuinigingsplan, met o.a. een verhoging van de BTW en pensioenleeftijd, en de totale uitverkoop van publieke voorzieningen. Het akkoord is het gevolg van de brute chantage door politici zoals Dijsselbloem en Merkel en zogenaamd ‘neutrale instituties’ zoals de ECB voor wie het creëren van geldschaarste een geëigend middel is in de strijd tegen een linkse regering. De Slowaakse minister van Financiën Peter Kazimir liet weten dat dit de straf is voor de ‘Griekse lente’. Niet voor niets is #ThisIsACoup trending.
Tegelijkertijd toont het akkoord het falen van wat Stathis Kouvelakis van het Linkse Platform binnen Syriza in een debat “links Europeanisme” noemde: het idee dat het Europese project omgevormd kan worden tot een institutie die de belangen van werkende mensen dient en niet van banken en multinationals. Tegen neoliberale bezuinigingen zijn en tegelijk trouw willen blijven aan de EU is een tegenstelling waaraan Tsipras ten onder is gegaan, want als we kijken naar de geschiedenis van interstatelijke samenwerking op het continent zien we dat vrede of het welzijn van de bevolking nooit de drijfveren zijn geweest.
Europese integratie
De Tweede Wereldoorlog liet Europa achter in puin. De industriële productie in Frankrijk, Italië en Duitsland was ingestort en veel staten werden geconfronteerd met massale bewegingen van onderaf. Voor de Verenigde Staten was deze chaos een gevaar. Voor hun eigen groeiende productie hadden ze markten nodig. Europese samenwerking werd tot voorwaarde gemaakt voor het ontvangen van Marshallhulp. De vereniging onder de noemer van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal neutraliseerde tegelijk een nieuw Duits gevaar, én bood tegenwicht aan het “rode” Rusland.
Het proces van Europese integratie liep parallel aan de dekolonisatie. Door Europese markten stap voor stap te vervlechten, werd economische expansie van de grootste bedrijven mogelijk zonder overzees bezit of onderlinge oorlog. Het proces van Europese integratie komt dus in de eerste plaats voort uit een gemeenschappelijk belang om de winsten van grote bedrijven zeker te stellen. Vrede op het continent was een bijproduct.
Achter deze samenwerking gingen altijd verschillende tegenstellingen schuil. Het zwaartepunt in de Duitse economie ligt in de industriële sector, terwijl Frankrijk een grotere agrarische en financiële dienstensector heeft. In tegenstelling tot de Britse economie, zijn beide staten wel grotendeels afhankelijk van de Europese markt. Tegengestelde materiële belangen en ongelijkmatige economische ontwikkeling leiden tot uiteenlopende strategieën van Europese integratie. Vandaar ook de verschillende voorkeuren van Merkel en Hollande nu.
Neoliberale draai
De economische crisis van de jaren zeventig raakte deze staten op uiteenlopende manieren. Om de winstgevendheid van bedrijven te vergroten, werd begin jaren tachtig beleid doorgevoerd dat gericht was op loonmatiging, privatisering en het afbreken van publieke voorzieningen. Het akkoord van Wassenaar in Nederland, de capitulatie van de socialistische president Mitterand in Frankrijk, en de zwaarbevochten overwinning van Thatcher op de mijnwerkers, waren allemaal onderdeel van dezelfde neoliberale draai.
De lobbyclub van het bedrijfsleven, de Europese Ronde Tafel van Industriëlen, speelde hierna een centrale rol om deze draai ook op Europees niveau te bestendigen. In de eerste plaats door een monetaire unie te bepleiten. De Franse sociaaldemocraat en voorzitter van twee achtereenvolgende Commissies, Jacques Delors, wist met beloftes over een “sociaal Europa” gevestigd links hiervoor te winnen. Maar na het “zuur” van economische integratie, kwam nooit het “zoet” van een gereguleerde Europese arbeidsmarkt.
De invoer van de euro heeft de tegenstellingen binnen de EU alleen maar vergroot. Met de gedeelde munt konden multinationals uit Duitsland en Nederland voordelig exporteren naar de periferie en de rest van de wereld. De kapitaaloverschotten in de kern werden vervolgens weer uitgeleend aan staten uit de periferie. Zoals ook kritisch Syriza-lid en econoom Lapavitsas laat zien, zijn het succes van de Duitse industrie en de zeepbel op de Spaanse huizenmarkt daarom twee kanten van dezelfde medaille. Zuidelijke lidstaten worden nu gedwongen te concurreren op basis van arbeidsvoorwaarden (‘interne devaluatie’ in neoliberaal jargon).
Democratische façade
Het project van Europese integratie gaat lijnrecht in tegen de belangen van werkende mensen. Het gebrek aan democratie is daarom geen weeffout, maar “standard practice”. Het Griekse OXI komt na het Nederlandse NEE en Franse NON in 2006. Beiden werden genegeerd door de Europese elite. Toen de Ieren in 2007 het waagden om tegen het Lissabonverdrag te stemmen, konden ze een jaar later over precies hetzelfde onderwerp stemmen. Onder gigantische druk vanuit het bedrijfsleven en de Europese elite werd toen de “juiste” keuze gemaakt.
Het ondemocratische karakter van de Eurozone wordt goed duidelijk uit de woorden van de voorzitter van de Europese Commissie, Jean-Claude Juncker. In een openhartig interview in 1999 stelde hij over Europese besluitvorming: “Wij besluiten iets, lanceren het en wachten een tijdje af, of er iets gebeurt. Als er dan geen geschreeuw of opstanden uitbreken, omdat de meesten totaal niet begrijpen wat er besloten werd, dan gaan we door – stap voor stap, tot er geen weg terug meer is.”
Een Europa van onderaf
De capitulatie van de leiding van Syriza betekent niet het einde van het Griekse verzet tegen de bezuinigingen, maar enkel dat we een nieuwe fase ingaan. Syriza kon alleen zo snel groeien op basis van de ongekende politisering van de Griekse bevolking als geheel door 36 algemene stakingen en talloze demonstraties. Deze ervaring is niet weg. Het referendum waarin een overweldigende meerderheid OXI zei tegen de bezuinigingen – ondanks tegengestelde signalen van de leiding van Syriza – betekenden een verdere politieke bewustwording.
Zoals ook de Griekse organisatie in Nederland ReInform stelt in hun verklaring, is het nu zaak dat links in Griekenland hierop voortbouwt. Door de Griekse banken te nationaliseren onder arbeiderscontrole kan een Grexit van onderaf worden afgedwongen. Dit zal een erg pijnlijk proces zijn, en veel dure tijd is al verloren, maar Grieken weten wat het leven onder “reddingspakketten” waard is en hoe groot de kans is dat economische voorspellingen vanuit de Trojka uitkomen.
Werkende mensen in ziekenhuizen, fabrieken en bij de publieke omroep hebben de afgelopen jaren ervaren hoe het is om zelf de controle over hun werkplek te hebben. Een uitbreiding van deze radicale democratie van onderaf kan het Europese project bij de zwakste schakel breken. Het zal een voorbeeld stellen voor werkende mensen in de rest van Europa. Door heel de wereld werd er woensdag 15 juli geprotesteerd in solidariteit met de Grieken, van de Dam in Amsterdam, over Brussel, tot Karachi in Pakistan.
Precies honderd jaar geleden schreef Rosa Luxemburg het pamflet De crisis van de sociaaldemocratie. Tegenover de Dijsselbloems van haar tijd, die instemden met de bewapening voor de oorlog, schreef ze over de vraag waar de mensheid zich voor gesteld wist: “Socialisme of barbarij?”. De nazi’s van Gouden Dageraad die in het Griekse parlement ook luid OXI zeiden tegen de bezuinigingen – uitgebreid in beeld gebracht door de NOS – bieden een inkijk in hoe een barbaars Europa eruit kan zien.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.