Hardnekkige optimisten vinden wel enkele lichtpunten in de resultaten van de verkiezingen voor het EU-parlement. Maar ze zijn schaars, die lichtpunten. Globaal genomen weerspiegelen percentages en zetelverdelingen een somber beeld. Twee vijfde van de Franse arbeiders en bedienden die de moeite van de verplaatsing deden, stemden voor het Front National (FN). Alleen al dat ene gegeven doet huiveren. Er zijn enkele lichtpunten in het zuiden, Portugal, Spanje, Italië, Griekenland… Maar de voorspelde doorbraak van radicaal-links is uitgebleven, zelfs die troost is links niet gegund.
De lichtpunten: 41 % voor de regerende Democratische Partij in Italië, 27 % en een eerste plaats voor het Griekse Syriza van Alexis Tsipras (foto), centrum-links en links een duidelijke meerderheid in Portugal, doorbraak van linkse krachten in Spanje. Het weegt allemaal niet op tegen de opmars ter rechterzijde. Vooral dan aan de extreme zijde van rechts. We zouden het kunnen relativeren met de alweer lage opkomst, globaal rond 43% – met een dieptepunt in Slovakije van 13 %! In slechts acht van de 28 landen is meer dan de helft gaan stemmen. Maar relativeren betekent ook dat links breed genomen hooguit een zesde van het totale kiezerskorps behaagt.
Radicaal rechts
Er zijn vele schakeringen van uiterstrechts, het is verre van een homogeen blok. Maar bijna al die schakeringen doen het goed tot uitstekend. Het is niet omdat het Vlaams Belang doodbloedt en Wilders’ PVV een dip kent, dat er kan gejuicht worden. In Frankrijk, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk zijn radicaalrechtse partijen nummer één. De Hongaarse Fidesz moge dan al bij de EVP zitten, ze is eveneens radicaal rechts en haalt 51%, naast de fascistische Jobbik met 15 %.
Er is natuurlijk nauwelijks of niet over “Europa” gestemd, vele kiezers van die partijen gebruiken Europese verkiezingen om zich in eigen land “te laten horen”, omdat ze de indruk hebben dat er anders toch niet naar hem wordt geluisterd. Onder hen velen die zich slachtoffer voelen van een mondialisering waar zij geen enkel vat op hebben, maar ook de gezagsdragers niet. Want die zeggen toch zo vaak dat ze er niet veel kunnen aan doen. “We staan machteloos” zei Steve Stevaert (wie herinnert zich die man nog) toen Ford in Genk sloot. De Franse regering toont zich machteloos tegenover de bedrijfssluitingen en overnames.
Maar waarom laten die kiezers zich dan in veel landen op sleeptouw nemen door radicaal rechts? De voornaamste stroming van links, de sociaaldemocratie, laat weinig kritiek op de neoliberale mondialisering horen. Integendeel, ze is er vaak de uitvoerder van. Verscheidene uiterst-rechtse partijen werpen zich nu ineens op als aanklagers van een mondialisering “die de eigen natie ontbindt”. Tegelijk, zeker de islamofobe partijen, werpen rechtse extremisten zich op als verdedigers van vrouwen- en zelfs homorechten, daar waar ze kort daarvoor op dat vlak nog extreem conservatief waren. Maar in veel landen werkt het. Zeker in Frankrijk en Denemarken waar ze een kwart van de opgekomen kiezers achter zich krijgen. De Oostenrijkse nazinostalgische FPÖ meer dan 20 %. De “Zweedse Democraten” met bijna 10 %, de Griekse Gouden Dageraad idem. Wilders’ PVV toch nog altijd 13 %. In Italië juicht de Lega Nord om haar 6%, veel beter dan verwacht.
In hun vaarwater zitten dan radicaal conservatieve partijen als het Hongaarse Fidesz, 51 %, het Poolse PiS, 32 % en eerste, (bij een opkomst van nauwelijks een kwart), verscheidene nationalistische partijen in de Baltische staten, de “’Ware Finnen” (13 %), de Duitse “eurosceptische” AFD 7 %…
Het resultaat is dat radicaal rechtse groepen, ook al vormen die geen hecht blok, bijna evenveel EU-parlementsleden halen als de twee grote, verzwakte, families, de conservatieve EVP (212) en de socialistische (190).
EVP toegetakeld
Talrijke partijen die deel uitmaken van de EVP kregen immers zware klappen. De Spaanse Partido Popolar zoekt troost in het feit dat ze nog eerste is, maar met nauwelijks iets meer dan een kwart van de stemmen. (26%), terwijl de socialistische PSOE het stelt met 23 % – de twee grote partijen halen samen minder dan de helft. Berlusconi’s Forza Italia haalt nog nauwelijks een zesde van de stemmen. De Griekse Nea Demokratia valt op 22,7 %, de Zweedse regerende Gematigden nauwelijks 13 %. De Franse UMP is zwaar vernederd, nauwelijks een vijfde en 5 % achter het FN. Tot overmaat van ramp duikt de dag na de verkiezingen het Bygmalion-schandaal weer op dat voorzitter Copé zijn kop kost. De UMP is daarmee nog meer ontredderd dan de verslagen PS-regering.
De EVP moet zich dan maar optrekken aan enkele lichtpunten, zoals het Nederlandse CDA dat de schade beperkt tot 15 % van de stemmen, de Duitse CDU-CSU met toch nog 35 % (een verlies), de Oostenrijke ÖVP met 27 %,, de Kroatische nationalisten (41%), en natuurlijk Fidesz.
Renzi?
De EVP krijgt de zwaarste klappen, maar blijft sterker dan de socialistische fractie die ook een reeks ontgoochelingen tot vernederingen te verwerken krijgt. Vernederd is zeker de meeregerende Nederlandse PvdA, 9,4%, de Griekse ‘Olijfboomcoalitie’ rond de Pasok, 8 %, de Hongaarse en Poolse socialisten rond 10 %. De Franse regerende PS (14%) is volslagen ontredderd. Ze had toch nog gehoopt op een “effect Valls” omdat de premier enkele sociale maatregelen had voorgesteld. Maar hun probleem is o.m. dat Valls vooral bij rechts populair is en dat dit dus geen kiezers voor de PS oplevert.
Het Britse Labour likt ook zijn wonden, 25 % als grootste oppositiepartij is beslist ondermaats. En in Spanje is 23 % als oppositie eveneens mager. Denemarken (20 %), Zweden (24%), Bulgarije (19%), Tsjechië (14%) en Slovakije (24%) zijn voor die landen povere resultaten.
Dan maar “juichen” over Malta (meer dan 50 %), Portugal (31%) en Duitsland (27%) om de pil een beetje te vergulden. En dan Italië waar de Partito Democratico (PD) 41 % haalt, toe te schrijven aan de “staat van genade” van premier Matteo Renzi. Niet vergeten dat de fractie in het EP “socialisten en democraten” heet omdat die PD een fusie was van gewezen communisten en gewezen christendemocraten – de politieke familie waaruit Renzi komt. Hoe dan ook, de PD brengt de fractie 31 zetels aan. Renzi wordt nu al naar voor geschoven als de natuurlijke leider van links in de EU. Het illustreert hoe die sociaaldemocratie naar rechts opschuift.
Renzi’s zege is tegelijk een grote klap voor Beppe Grillo van de Movimento Stelle (M5S) die in de parlementsverkiezingen vorig jaar 25 % haalde en hoopte nu nummer één te worden. M5S haalt slechts de helft van de PD – 21%. Waar die M5S met zijn 17 gekozenen terechtkomt is onduidelijk. Die beweging is de voorbije maanden steeds meer naar rechts aan het opschuiven, Grillo mikt op de vroegere kiezers van Berlusconi.
Bij de Groene fractie is er ook weinig reden tot vreugde. Bijna afwezig in het zuiden van de EU, enkele schuchtere stappen in de recente lidstaten van Centraal-Europa. In slechts enkele landen raken groenen boven tien procent: Zweden en Oostenrijk rond 15 %, België 11 %, Duitsland 10,7 %. In Frankrijk, Finland en Kroatië komen ze in de buurt. Maar het is onvoldoende om de fractie op peil te houden. De Britse Greens bleven met 7,7 % onder de verwachtingen.
Syriza en co
De week vóór de verkiezingen voorspelden tal van analisten dat radicaal links in het nieuwe parlement sterker zou zijn dan de groene en zelfs liberale fractie. Dat is bijlange na niet het geval. Met 42 zetels blijft radicaal links gevoelig onder de verwachtingen.
Alexis Tsipras was het Europese boegbeeld van radicaal links, een benaming voor een heterogeen gezelschap. Deze leider van het Griekse Syriza is wel een van de enige die een sprekend succes boekt, met 26,6 % is Syriza de sterkste partij van het land. Daarnaast haalt de oude communistische KKE ook nog 6 %. Overlevende communistische partijen houden stand in Tsjechië (11%) en Cyprus (27 %) of in coalitie: de Portugese CP en haar alliantie halen een mooie 12,7%, terwijl het radicaal linkse Bloque Esquerda ontgoochelt met 4,5 %. In Spanje doet de brede coalitie rond Izquierda Unida met 10 % beter dan vorige keren, deze keer wel met de concurrentie van Podemos (8%), de lijst van de “indignados”. In Denemarken haalt links van de sociaaldemocratie iets meer dan een zesde van de stemmen, in Zweden 6,3%.
Er zijn dus weinig positieve uitschieters, veel links-linkse partijen zijn ontgoocheld. De Nederlandse SP klopt de PvdA maar blijft dan wel met 9,6%, en uiteindelijk 2 zetels, evenveel als vroeger, onder de verwachtingen. In Italië haalt de lijst Tsipras heel nipt, 4,03%, de kiesdrempel, net genoeg voor 3 gekozenen. 4% is ook het resultaat van de Belgische PVDA/PTB, genoeg voor twee gekozenen in het federaal parlement, te weinig voor het Europees niveau.
En dan : 7,4 % voor de Duitse Linke, dat is niet denderend. En de 6,3 % van het Franse Front de Gauche is dat nog veel minder. Dat zal wellicht tot nog fellere interne ruzies binnen dat “front” leiden. In het Verenigd Koninkrijk is van radicaal links electoraal geen sprake, evenmin in de meeste recente lidstaten van Centraal-Europa en de Balkan.
Hoe verder?
Nee, radicaal links heeft op de Griekse uitzondering na niet kunnen profiteren van de golf van verwerping van de gevestigde politieke families. De verwerping van het neoliberalisme uit zich weinig in een stem links van de partijen die verantwoordelijk zijn voor dat beleid.
Een simpele vaststelling is dat een duidelijk continentaal mobiliserend programma van radicaal links rond zeer concrete actiepunten zich opdringt. We hebben in alle lidstaten toch te maken met een fundamenteel onrechtvaardig fiscaal systeem dat mogelijk is door het dulden van de vele fiscale paradijzen. Waarom geen gebalde campagne rond dat thema? In alle lidstaten lijden de jongeren onder precaire systemen die eerder regel dan uitzondering worden. Het zijn thema’s die vakbonden en burgerbeweging zeer nauw aan het hart liggen, waarrond een verenigd links front misschien mogelijk is.
Van het nu gekozen EU-parlement valt op het vlak van fiscale en sociale rechtvaardigheid weinig heil te verwachten. Zal dat parlement trouwens niet in zijn bevoegdheden worden beknot? Er is door vijf families een campagne gevoerd rond een kandidaat-Commissievoorzitter, alsof de kiezers dat konden beslissen. Maar de nationale staten hoeven zich daar geen moer van aan te trekken, dat is geen bevoegdheid van het parlement. Nu al gaan in enkele grote staten gezaghebbende stemmen op om weer meer bevoegdheden naar de nationale staten over te hevelen. Halen ze volgende keer dan nog een opkomst van 43%?