Er doet een verhaal de ronde dat Lenin bang was dat de muziek van Beethoven hem de revolutie deed vergeten. Hij interesseerde zich in ieder geval voor de literatuur, bijvoorbeeld voor Leo Tolstoj, de auteur van Oorlog en Vrede en van Anna Karenina. Zijn smaak was tamelijk klassiek. Maar in zijn ogen hield cultuur meer in dan de kunsten. Wat betekende nu voor Lenin cultuur in zijn hoedanigheid van de leider van een pasgeboren revolutionaire staat?
Lenin werd in de eerste plaats gebiologeerd door de achterlijkheid van de Russische massa’s, door hun analfabetisme, hun onwetendheid, hun traagheid van geest, hun onvermogen om de dingen rationeel te beheren, zonder de bureaucratische mentaliteit te vergeten overgeërfd van het voormalige regime. Hij achtte een waarachtige culturele revolutie noodzakelijk om een stap in de richting van het socialisme te kunnen zetten. De schone kunsten speelden daarbij een tweederangsrol. Lenin hechtte meer belang aan de uitbreiding van het lager onderwijs dan aan de verspreiding van de poëzie van de futuristische “reisgezellen” van de revolutie, o.a. van Majakovski.
De massa’s droegen het stempel van de voorburgerlijke culturen, zoals de lijfeigenschap die pas in 1858 werd afgeschaft, en de bureaucratische methodes eigen aan een halffeodaal imperium. Dit stempel moest worden uitgewist. Op welke manier? “Hier kan men niets aanvangen met zich uit te sloven en zich te verdringen, voortgestuwd door vlijt en energie of door welke hogere menselijke kwaliteit ook. Kennis, vorming, opvoeding zijn bij ons onbeduidend vergeleken met andere landen. En we mogen niet vergeten dat we nog te veel te neiging hebben om deze vaardigheden te vervangen (of denken ze te kunnen vervangen) door ijver, geestdrift, etc.” schrijft hij in 1919. De goede wil volstaat niet. “Weg met het subjectief voluntarisme”, is de strijdleus van de realist Lenin.
“In de positie van een staatsman die geconfronteerd wordt met een bepaalde politieke conjunctuur zal Lenin zijn culturele opties bepalen. Daarom legt hij een eigenaardige verbetenheid aan de dag om de op dat ogenblik noodzakelijke culturele revolutie te ontdoen van alle romantiek, van elke vorm van messianisme”, lezen we in een artikel van Claude Frioux (Lénine, Maiakovski, le Proletkult et la révolution culturelle).
”Om de kunst dichter bij het volk te brengen verklaart hij aan Klara Zetkin, moet eerst het algemeen vormings- en cultuurniveau worden opgetrokken.”
Leren, leren en nog eens leren, schrijft hij in 1923 in Beter minder maar beter, een artikel waarin de Sovjetunie, die afstevent op een gevaarlijke bureaucratisering, onderworpen wordt aan een diepgaande kritiek. Je bouwt geen cultuur op met onwetendheid, incompetentie en ellende. Wij kunnen niets aanvangen met de valse ideeën van idealistische profeten en andere voluntaristen.