Iedereen, of toch bijna, is blij dat Geert Wilders het niet gehaald heeft tegen Mark Rutte. Het Nederlandse “populisme” heeft verloren van de “democratie”, lees van het Europese neoliberalisme. Maar iedereen, of toch bijna, heeft ongelijk. De halve overwinning van Rutte houdt in dat de “elites” en hun dictatoriale Europese Commissie waartegen het populisme tekeer gaat, de voedingsbodem van het populisme laat bestaan. Als enig tegengewicht tegen het populisme van de anti – Europeanen nemen de “gevestigde” partijen het demagogische taalgebruik van de autoritaire populisten over. Dat blijkt duidelijk uit het programma waarmee Rutte de electorale arena instapte. Het blijkt ook uit de tactieken van het NV-A om zijn plaats in de publieke opinie in Vlaanderen te verzekeren, vooral tegenover het Vlaams Belang. Het NV-A is Europees gezind: voor Bart de Wever is Europa een hulpmiddel om zijn neoliberaal project te verwezenlijken: een “confederaal” België onder Vlaamse voogdij.
Maar de opluchting van de “democratische elites” geldt niet zozeer het dreigende populisme als wel het behoud van het bolwerk Europa na de ramp van de Brexit en de opgang van het reactionaire soevereinisme in Hongarije en Polen. De constructie van de EEG en van haar opvolger de EU wordt voorgesteld als de fundamentele vredestichter na 1945. Zelfs linkse mensen geloven in die mythe. Het verslagen Duitse imperialisme dat een Europa wilde onder zijn voogdij, maakte plaats voor een wisseloplossing: de vorming van een economische macht, onder leiding van het Frans – Duitse duo, die zich een plaats wilde verzekeren op de wereldmarkt naast de Verenigde Staten van Amerika en Japan. Vandaag komt daar nog China bij. De verkiezing van Donald Trump die niet bereid schijnt om zijn strijdkrachten in te zetten voor de “verdediging van Europa”, stelt het moeilijke probleem van een eventueel Europees militair apparaat.
Dat de “populistische golf” een perverse uiting is van een reëel probleem, de sociale afbraak waarvan de werkende bevolking het slachtoffer is, wordt door de traditionele partijen, waaronder ook de sociaaldemocratische, amper overwogen. Het Europa van Junker beperkt zich tot facelifts. Juncker stelt o.a. een beperkte repatriëring van Brusselse bevoegdheden voor. De christendemocraten zijn daar niet tegen. Ze willen de EU verder versterken en wijzen op de nood van een Europees defensiebeleid. Daartoe is, volgens de diepgelovige christendemocraat Herman Van Rompuy, voormalig voorzitter van de EU, een “kleine kopgroep” nodig, zodat de Unie indien nodig op verschillende snelheden kan draaien. Daar zijn de jongste lidstaten geen voorstanders van. Het zijn natuurlijk de sterkste staten die beslissen. Spanje en Italië scharen zich achter Duitsland, samen met Frankrijk.