Van 7 tot 13 oktober 2013 loopt de tweede onderhandelingsronde voor het afsluiten van een vrijhandels- en investeringsakkoord tussen de Europese Unie (EU) en de Verenigde Staten. Het is de ambitie van de Belgische EU-commissaris voor handel Karel De Gucht om in 2014 tot een alomvattend akkoord te komen.
De superlatieven zijn dan ook niet van de lucht: het grootste vrijhandelsakkoord aller tijden, honderdduizenden bijkomende banen, een vermeerdering van het jaar-inkomen met 545 € per Europees gezin … Aan de andere kant van de Oceaan worden gelijkaardige rooskleurige toekomstscenarios geschilderd, en officieel gaat het idee voor een EU-US vrijhandelsakkoord uit van de EU-US High Level Working Group on Jobs and Growth. Groei en jobs, wie zou er zich nog tegen het Transatlantic Trade and Investment Partnership (1) (TTIP) durven verzetten?
“Improving competitiveness and the lives of our people”
Heel kort de voorgeschiedenis. Reeds halverwege de jaren ’90 werd er discreet gepolst over de mogelijkheden van een bilateraal vrijhandelsakkoord tussen de twee economische mogendheden, die voor ongeveer 30% van de wereldhandel instaan. Maar vanaf 2001 worden binnen de Wereldhandelsorganisatie onderhandelingen gestart voor een multilateraal akkoord (de “Doha ronde”), dat dus op nog veel meer landen zou betrekking hebben. Deze onderhandelingen mislukten, en sindsdien ligt de Wereldhandelsorganisatie op apegapen. Maar niet de voorvechters van de (zeer) vrije handel! In april 2007 verklaarden George W. Bush voor de US, Jose Manuel Barroso voor de Europese Commissie en Angela Merkel voor de Europese Raad zich akkoord om besprekingen te beginnen tussen de EU en de US. Hun gemeenschappelijke verklaring bevat reeds in de Doelstellingen een merkwaardige oxymoron: “We seek to strengthen transatlantic economic integration, with the goal of improving competitiveness and the lives of our people.” Of our people zo gediend zijn met meer competitiveness hebben ze hen alleen vergeten te vragen.
Of toch! Brede volkslagen moeten zich blijkbaar terugvinden in deze overwegingen, aangezien het Europees Parlement bij herhaling de Commissie aanvuurde om voort te maken met de Grote Transatlantische Markt. Op 23 oktober 2012 was er een meerderheid van 526 europarlementairen (84%) voor een resolutie die de aanstaande besprekingen toejuichte; ook de hele sociaal-democratische fractie, op twee na, was voor. Het gros van de 94 tegenstemmen kwam van de linkse fractie (GUE) en de Groenen (2). Nieuwe aanmoedigende resolutie op 23 mei 2013, opnieuw grote eensgezindheid voor de vrijhandel tot in de sociaal-democratische rangen (3). Het geweten van democratisch Europa is dus gerustgesteld: deze onderhandelingen voor een grote marktplaats aan beide zijden van de plas kunnen rekenen op een overgrote meerderheid van … de 766 europarlementsleden.
Het dossier is, vanuit het standpunt van de vrijhandelaars, trouwens in goede handen, want de commissie van het Europees parlement die de resoluties en stemmingen rond het handelsbeleid voorbereidt wordt voorgezeten door de Portugese sociaal-democraat Vital Moreira. Onlangs pareerde hij nog de toenemende bezorgdheid over het op stapel liggende vrijhandelsakkoord met “TTIP is helemaal geen monster!”. Geruststellende woorden ook vanuit de Europese Commissie, waar de diensten van eurocommissaris De Gucht een TTIP-catechismus installeerden.
Om deze korte voorgeschiedenis af te maken: van 8 tot 12 juli 2013 ging dan in Washington de eerste eigenlijke onderhandelingsronde door, waarbij de wensen van beide partijen op tafel kwamen. De tweede ronde komt er nu aan; deze keer ontmoeten de delegaties o.l.v. Ron Kirk en Karel de Gucht elkaar in Brussel. En ja, de business lobby is zeer bedrijvig rond deze onderhandelingen (4), maar dat zult u wel zelf geraden hebben.
Niet te moeilijk doen over normen en vereisten
Bij het idee van een vrijhandelsakkoord maakt men zich meestal de voorstelling dat het gaat over het afschaffen van douanetarieven. Maar dat is in het geval van TTIP vrij bijkomstig, de heffingen zijn reeds laag, dat zeggen de twee onderhandelende partijen zelf. Wat de handel in de weg staat zijn vooral de niet-tarifaire belemmeringen. Een Europese wagen bijvoorbeeld, die hier door officiele instanties veilig bevonden is, moet in de States nogmaals gelijkaardige testen doorstaan. Verspilling van tijd en geld! Wat veilig is op het Oude Continent zal het ook wel zijn op het Nieuwe! Dat kan best zo zijn (5), en het is met dit soort onschuldigere gevallen dat vrijhandelaars hun zaak bepleiten bij het grote publiek. Maar het wordt al wat problematischer met voedsel. Onder druk van o.a. de Amerikaanse multinational Monsanto is genetisch gewijzigd voedsel in de Verenigde Staten veel minder “verdacht” dan hier. Wat veilig is op het Nieuwe Continent zal … En zo zijn er hele boekdelen te vullen met mogelijke ’transatlantische administratieve vereenvoudigingen’: normen rond antibiotica en hormonen in het vlees, etikettering i.v.m. herkomst en samenstelling van voedsel, testen van geneesmiddelen en cosmetica, normen rond het gebruik van chemicalien, rond dierenwelzijn, milieubescherming, sociale normen, enz. Men moet vooral niet verwachten dat men steeds de strengste norm zal kiezen…
Eerlijk concurreren
De filosofie van de vrijmaking van de handel gaat echter veel verder dan kwaliteitsvereisten aan goederen. “Eerlijke” handel kan op veel manieren bedreigd worden! Frankrijk ondersteunt bijvoorbeeld de Franse film met subsidies: concurrentievervalsing die een belemmering is voor de verspreiding van de Amerikaanse film! (Frankrijk slaagde er slechts in dat audiovisuele middelen voorlopig niet op de agenda staan). Idem voor de Europese landbouwsubsidies. Het koppelen van producten aan bepaalde GIs, ‘geographical indicators’, zoals bij bordeauxwijn of parmezaankaas, is eveneens een handelsbeperking. Handel en dienstverlening gebeurt ook steeds meer via internet, vandaar dat reglementering van het dataverkeer ook een issue is. Welke klantengegevens kunnen opgevraagd, bewaard, eventueel verkocht worden?
Het recent uitgelekte afluisterschandaal door de Amerikaanse inlichtendiensten dreigde dan ook roet te gooien in de onderhandelingen over privacy. Niettegenstaande wat spierballengerol aan deze kant van de Oceaan werd geen poging ondernomen om via het handelsakkoord druk uit te oefenen op Washington: databescherming werd uit het onderhandelingspakket gehouden. De commissaris voor justitie, Viviane Reding, betuigde zelfs haar dank aan collega Karel De Gucht omdat hij bereid was dit heikel onderwerp niet op te eisen, “want dit betreft een fundamenteel mensenrecht dat niet zomaar als onderpand in onderhandelingen kan gebruikt worden”. Spitsvondig toch! Of het fundamenteel mensenrecht op privacy ermee gediend is, is een andere zaak…
De I in TTIP
Maar TTIP is zo maar geen ordinair vrijhandelsakkoord! Let op de I; het is dezelfde als in MIA. Zegt het Multilateraal Investerings Akkoord je niks meer? Dat was in de tweede helft van de jaren ’90. Binnen de OESO werd in het geheim onderhandeld over een akkoord dat investeringen veilig moest stellen. Werd het rendement van je investering bijvoorbeeld bedreigd door een staking, een milieuwetgeving of wat dan ook, dan kon je de staat waar je investeerde ter verantwoording roepen en een schadevergoeding eisen. Toen dit duivelse plan uitlekte was de verontwaardiging zo groot dat MIA moest afdruipen. Maar MIA’s geest bleef voortleven: het Transatlantisch Partnerschap wil een procedure invoeren waarbij investeerders een staat kunnen dagvaarden wegens gederfde/bedreigde winsten. Dit zou zelfs niet voor een nationale rechtbank zijn van het land in kwestie, maar voor speciale “onpartijdige” internationale rechtbanken. De onderzoeksgroep Corporate Europe Observer (CEO) beschrijft hoe zo ’n rechtbank eruit ziet (6), want deze opereren nu ook al voor investeringsgeschillen bij andere vrijhandelsakkoorden. Er worden drie gespecialiseerde juristen (‘investment arbitrators’) aangeduid, afkomstig uit advocatenkantoren, ministeries of universiteiten, een door elke partij en een voorzitter, in onderling overleg of vanuit een instantie als de Wereldbank. Dit select kringetje van scheidsrechters verdient fortuinen voor hun prestatie; de voorzitter zal aan het recente geschil tussen Chevron en de staat Ecuador goede herinneringen hebben, want het bracht hem 939 000 $ op. In een ander geschil werd Ecuador door een gelijkaardige rechtbank veroordeeld tot het betalen van 1,77 miljard $ aan Occidental Petroleum Corporation.
Binnen politieke kringen wordt soms opgemerkt dat dergelijke “uitzonderingsrechtbanken” misschien wel nuttig zijn in het geval van landen met “dubieuze” instellingen, maar toch niet in Europa en de Verenigde Staten. Maar de ambities van de protagonisten van het Transatlantisch Partnerschap gaan verder dan dit akkoord. Ze zien er de blauwdruk in voor toekomstige akkoorden elders in de wereld: Het investeringshoofdstuk moet de goudstandaard worden voor investeringsakkoorden in de toekomst, luidt het bij de US Chamber of Commerce.
Voor wanneer?
Zal het akkoord rond zijn tegen half 2014, zoals De Gucht & Co hopen? Niettegenstaande veel gelijklopende ambities bij de transatlantische brothers in crime, zijn er ook politieke en commerciele belangen die tot spanningen leiden. Alhoewel de EU zeer “hoffelijk” blijft voor de spionerende broeder, en De Gucht zo vriendelijk was om niet moeilijk te doen rond databescherming, zou dit dossier nog wel een aantal opflakkeringen kunnen kennen. En zo zijn er nog. De EU zou graag kunnen meedingen naar Amerikaanse openbare aanbestedingen, de US van haar kant wil haar landbouwproducten hier makkelijker kunnen slijten en hekelt de Europese landbouwsubsidies en de “irrationele” Europese afkeer voor genetische manipulatie.
Toch rekent men beter niet op tweedracht tussen de onderhandelingspartners om de dreiging van dit transatlantisch monster ongedaan te maken. In links franstalig Belgie groeide vrij vlug het besef dat Le Grand Marche erg gevaarlijk kon worden. In 2011 verscheen vanuit syndicale hoek een boekje (Ricardo Cherenti en Bruno Poncelet, Le grand marche transatlantique, Ed. Bruno Leprince) en er werd een website opgezet. Maar in het algemeen is er weinig bekendheid met, ongerustheid over, laat staan verzet tegen deze intenties van de EU. Het Europees Vakverbond gaf gewoontegetrouw een verklaring uit, en ziet onder voorwaarden positieve mogelijkheden. Idem voor de Duitse vakbondskoepel DGB. Al bij al weinig dreiging dus voor De Gucht & Co. Of komt er te elfder ure toch nog een Europees partnerschap tot stand tussen vakbonden en sociale organisaties ?
Noten:
1) Het beoogde akkoord is onder een aantal namen bekend, zij het in heel beperkte kring. Men spreekt van Transatlantic Trade and Investment Partnership of TTIP, van EU-US Free Trade Agreement, van Grand Marche Transatlantique, van EU-VS Vrijhandelsakkoord. en zelfs van de ‘economische NAVO’.
2) Voor een interessante argumentatie waarom het Vlaamse Groen! tegen is, zie hier
3) Met enkele lovenswaardige uitzonderingen, nl. van de Belgische PS-ers F. Daerden en M. Tarabella, en zelfs van de Nederlandse PVDAer T. Berman die anders meestal mee met rechts stemt, ook tegen de sociaal-democratische fractie in. Marije Cornelissen van het Nederlandse Groenlinks daarentegen doorbrak de groene consensus in omgekeerde richting en stemde voor.
4) Corporate Europe Observatory (CEO) vroeg de verslagen op van de vergaderingen met belanghebbenden belegd door de Europese Commissie. Op 130 bijeenkomsten telde CEOCEO er minstens 119 met grote bedrijven en hun lobbygroepen.
5) Maar dat is al niet meer zo indien men ook de normen rond uitstoot in rekening brengt …
6) Corporate Europe Observatory, Who guards the guardians? The conflicting interests of investment arbitrators.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Ander Europa